Vertaald
Gedurende het bewind van de koningin van Perzië door Joan Chase, vertaling Geertje Lammers (Meuienhoff, 230 p., f 34,50). Twee jaar geleden debuteerde de Amerikaanse Joan Chase met deze familiekroniek over drie generaties vrouwen. Het is een roman met een opmerkelijk perspectief: het verhaal wordt namelijk in de wij-vorm verteld. Die ‘wij’ zijn twee zusterparen die gevolgd worden vanaf hun tienertijd tot aan de volwassenheid. Zij worden door de omgeving behandeld alsof ze één persoon zouden zijn. Een deel van het jaar, meestal in de zomer, wonen ze in het huis van hun grootmoeder, Ma of de koningin van Perzië zoals ze door haar schoonzoon genoemd wordt. Ma is een kleurrijke, sombere, onvoorspelbare en fanatiek bingo-spelende vrouw, waar dikwijls geen land mee te bezeilen is. Toch houden haar dochters van haar, omdat ze daarnaast charmant is en lef heeft. Ma heeft zich uit de armoede opgewerkt tot grondbezitter en eigenares van het grote huis waar ze 's zomers met haar kinderen en kleinkinderen woont. Met verbazing slaan de meisjes het gedrag van hun moeders, tantes en van Ma gade. Door haar geld weet Ma zich ook de baas van (o)pa: ‘Opa praatte niet tegen meisjes of vrouwen. Behalve als hij ruzie had met Ma - dan schreeuwde hij.’ De vrouwen domineren; ondanks soms openlijke rivaliteit bestaat er een gesloten front van affectie ten opzichte van elkaar zodat de mannen zich maar liever terugtrekken of hun heil in drank zoeken. De kleindochters willen graag geloven in romantische liefde maar ze leren dat ‘Liefde seks was en is en altijd zal blijven’ en ze krijgen het advies om ‘een man te trouwen die meer van jou houdt dan jij van hem’. Joan Chase heeft het zich niet gemakkelijk gemaakt door een roman in de wij-vorm te schrijven maar het boek is technisch perfect, inhoudelijk amusant en verbijsterend tegelijkertijd. Een opvallend debuut.
Vederbal door Graham Swift, vertaling Rien Verhoef (De Bezige Bij, 249 p., f 29,50). Op het moment dat dertiger Prentis de greep op zijn eigen kinderen verliest en hij ze uitsluitend met bot verbaal of soms lichamelijk geweld benadert, wil hij opeens alles weten over zijn eigen vader, een voormalige oorlogsheld die in een inrichting verblijft en zijn spraakvermogen kwijt is. Prentis jr. werkt op een onderafdeling van de politie waar zich het archief bevindt met (formeel gesloten) dossiers; in officiële terminologie: de ‘gedane zaken’. Het routineuze speuren in papieren komt hem van pas als hij het verslag van zijn vaders ervaringen als spion in bezet Frankrijk gedurende de Tweede Wereldoorlog leest: dit verslag is als raamvertelling in de roman opgenomen en verklaart de titel Vederbal: het relaas van een geheim agent. Als hij bijna alles weet, moet Prentis beslissen of hij de absolute waarheid wel kan verdragen (en met zich mee dragen). Graham Swift beschikt over een subtiel observatievermogen en geeft overtuigende karakterbeschrijvingen. Het boek is spannend als een thriller maar biedt veel meer: het werpt vragen op over brandende kwesties als waarheid en macht.
Het jonge meisje en de dood door Aysel Öz, vertaling Lidwien Lemaire-Kuitenbrouwer (Sjaloom, 182 p., f 24,50). Aysel Öz (Urfa, 1942) werkte in Turkije onder andere als lerares Frans, journaliste en docente politieke wetenschappen. Sinds 1981 verblijft zij in de Bondsrepubliek. Zij is nu een aantal maanden in Nederland op uitnodiging van de Rotterdamse Kunststichting om een tweetalig uit te geven (Turks-Nederlands) kinderboek te schrijven en om een werkgroep voor Turkse literatuur te leiden. (Inlichtingen 010-36 31 11.) Het jonge meisje en de dood (1979) schijnt in Öz' geboorteland een van de bekendste en meest gelezen vrouwenboeken te zijn. Korte inhoud: de drieën veertigjarige schrijfster Nuray Ilkin heeft een prijs ontvangen voor haar roman - waarvan grote delen in dit boek zijn opgenomen. Haar moeder, een lerares, kon de discrepantie tussen het oude en het nieuwe in de Turkse samenleving niet aan en pleegde zelfmoord. Nuray Ilkin heeft zelf ook grote moeite met het vinden van een weg in een wereld waar oosterse tradities en westerse cultuur naast elkaar staan en waar geweld steeds opduikt om nieuwe impulsen of kritiek neer te slaan. Haar dochter, een militante studente, zet zich liever in voor maatschappelijke veranderingen dan zich bezig te houden met persoonlijke problemen. Verscheurd als ze is, probeert Nuray wanhopig tot een plaatsbepaling te komen; allereerst als mens, dan als vrouw. Het is literair gezien een minder interessant boek, dat de problemen weergeeft van drie generaties Turkse vrouwen.
De kat van miauw tot krauw door Jean-Louis Hue, vertaling Jef Geeraerts (Manteau, 146 p., f 18,90). In Nederland alleen al zouden er twee à drie miljoen katten leven. Jean-Louis Hue vindt ‘dat een huis zonder kat is als een aquarium zonder vis’. Hij houdt van ze en doet niet alleen een poging katten te doorgronden maar trekt ook de sporen na die ze in de tijd hebben nagelaten: in musea, laboratoria, kronieken, proefschriften en stripverhalen, op tentoonstellingen en in het wild. In korte hoofdstukken geeft hij weer wat er in de literatuur al over de kat geschreven is en wat zijn eigen observaties zijn. Hoewel er meer dan tweeduizend boeken over katten bestaan baseert Hue zijn gegevens vooral op de verzameling ethologische experimenten van Paul Leyhausen Cat Behaviour, de bloemlezing van teksten en kunstwerken, becommentarieerd door Juliette Raabe, Bibliothèque illustreé du Chat en hef boek over de biologie van de gedragingen van de kat door Muriel Beadle, The Cat. Afgezien van een aantal interessante wetenswaardigheden - bijvoorbeeld over de kat in de middeleeuwen of de historie van katten op schepen (‘Om te beletten dat ratten ratvrije schepen en dokken zouden bevolken, is de kat de enige sanitaire agent’) - sprak het boek me niet zo aan. De inhoud biedt te weinig over veel onderwerpen waar ik wel wat meer van zou willen weten en de informatie steekt nogal merkwaardig af tegen de persoonlijke ontboezemingen die uit aaneengeregen vergelijkingen bestaan: ‘Hij geeft tikken als een bisschop tijdens het vormsel,’ ‘De kattin stort zich gulzig in het leven als in een kopje melk.’
MARIJKE HILHORST