Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
Dirk Ayelt KooimanHet liefst, laat hij weten, begint hij met schrijven 's ochtends om een uur of acht; hoe eerder hoe beter eigenlijk. Dat houdt hij vol tot een uur of twee, daarna is het ook absoluut en definitief afgelopen. Wel maakt hij in de loop van de dag wanneer hem iets invalt - op straat, waar dan ook - aantekeningen. Altijd heeft hij wel papiertjes bij zich, en daar schrijft hij dat dan keurig op. Anders onthoudt hij ze niet. Want het is niet zo dat je ze niet vergeet - dat is beslist een leugen. Arme schrijfmachine! Die tandenborstel in het vaasje is om de lettertjes schoon te maken; de stevige varkensharen kwast ernaast dient om ‘de hamertjes’ te reinigen. Voor het dikke, aangekoekte vuil voldoet een stopnaald. Het lint wordt handmatig, met de vinger teruggedraaid: ‘Anders komt het vast te zitten, want het zit een beetje los.’ Eerst schrijft hij met de pen, daarna tikt hij het over. Dat spaart tijd, aangezien hij een nogal zwakke tikker is. Eerst veel schrijven met de hand dus, dat dan allemaal weer veranderen, tenslotte uittikken. Dat is dan de eerste versie. Dan komt er een tweede versie. Daarna de derde. Soms ook nog een vierde of een vijfde: schrijven is een tijdrovende bezigheid. Over een verhaal van enige omvang doet hij al gauw drie maanden, over een novelle pakweg één, twee jaar. Je kunt dus niet bepaald zeggen dat het proza bij hem de schrijfmachine uit vliegt. Dit ligt anders - hij moet het er gelijk bij zeggen - wanneer hij bezig is als dichter, toneelschrijver of librettist: dan kun je gerust spreken van erupties. Zo schreef hij in een soort trancetoestand verkerend in vijf dagen een complete cyclus van vijftig gedichten, en ontstonden er in minder dan een paar weken tijd volledige operalibretti. Altijd muziek aan tijdens het werk. En het klinkt misschien heel erg aanstellerig, wat het trouwens waarschijnlijk ook is, maar dat kan hem - eerlijk gezegd - niet zo verschrikkelijk veel schelen: jarenlang kon hij alleen maar schrijven wanneer hij de trio's van Beethoven op had - niet álle trio's overigens, want er waren er enkele die hij juist niet moest hebben. Als je zoiets hebt, moet je je er maar aan overgeven, vindt hij. Want je moet alles pakken om aan het schrijven te blijven. Gelukkig kan hij tegenwoordig bij het schrijven ook de strijkkwartetten van Haydn verdragen, de vroege kwartetten van Beethoven zelfs. Hij kan dus voorlopig weer even voort... Bij het overtikken is hij overigens niet zo gevoelig voor muziek. Dan draait hij ook wel gewoon de radio. Verder drinkt hij tijdens de arbeid veel thee. Hoewel hij, los daarvan - zoals bekend - een vrij matig mens is, is hij mateloos in het gebruik van thee. Zo'n vier à vijf potten per dag. Bovendien rookt hij erbij. Links op zijn bureau ligt een grote hoop ongeordende paperassen. Bij het schrijven stoort deze aanblik hem in 't geheel niet. Hij heeft wat dit betreft een perfect verdringingsmechanisme. Die administratie ruimt hij eens in de drie maanden op. Dan is hij ervan af. Er ligt op dit moment trouwens alweer een ‘aardig hoopje’. Schrijven heeft voor hem een rustgevende, ja, medicinale werking. Wanneer er na een tijd van schrijven weer een periode van schilderen aanbreekt - want het gaat niet samen - gebeurt er iets heel geks. Dan weet hij namelijk niet meer hoe het moet. Het is misschien drie maanden eerder dat hij voor het laatst schilderde, intussen lijkt het een bezigheid uit een ander leven. Schilderen gebeurt bij hem in een witte schildersjas. Zijn dag begint hij met een inspectie van het palet: wat is er over van de vorige dag? Is het voldoende, dan vindt hij dat verheugend. Sommigen vinden het heerlijk om 's ochtends hun palet helemaal schoon te maken en opnieuw in te richten. Hij niet. Hij heeft er juist een verschrikkelijke hekel aan. Voor grotere vlakken mengt hij de verf in een conservenblikje met een oplossing van lijnolie en terpentijn. Voor de wat minder grote vlakken zijn kleine blikjes tomatenpuree ideaal. | |
[pagina 12]
| |
Het goed schoonhouden der kwasten is - zoals elke schilder zal bevestigen - zeer noodzakelijk. Dit betekent weer: veel blikken hebben, zoals van doperwten, sperziebonen of kapucijners. Liefst halve blikken. Veel blikgroente dus. Met kunstlicht werken doet hij nooit: je kunt er de verschillende kleuren met bij herkennen - tenminste, hij kan het niet. Hoe anderen daarover denken moeten ze maar helemaal zelf weten. Het liefst gooit hij er bij het schilderen een paar lekkere Bruckners tegenaan, of een paar stevige Mahlers. Ook wel Tsjaikovsky of Rachmaninov. Wanneer hij niet een bepaald schilderij bezig is en het loopt lekker met bijvoorbeeld het scherzo uit de Negende van Bruckner, dan is het wél zo dat hij dat scherzo eindeloos zal gaan herhalen. Dit brengt, gezien ook de betrekkelijk korte tijdsduur van zo'n deel, een zeket heen-en-weer-geloop met zich mee, want het geluidsapparaat staal in het schrijfvertrek. Worden tijdens het schilderen je handen vuil, dan kan je het schilderij verder wel vergeten. Als alles begint te kledderen en te plakken, en je moet om de tien minuten je handen schoonmaken niet petroleum, en het zit tot in je haren, kun je beter ophouden. Ga dan maar lekker in de kroeg zitten. Want dan wordt het niets. Niets! Van opruimen houdt hij helemáál niet. Alles schoon - dal is voor hem niet nodig. Eén keer per jaar ruimt hij de rotzooi op. De lege tubes in een plastic tasje - enzovoort. Dat is een kwestie van een kwartier, twintig minuten. Eén keer per jaar, anders kun je de hele dag wel bezig blijven met opruimen. Van schilderen wordt hij ontzaglijk nerveus. Hij staat erbij te trillen op zijn benen. ■
Jean-Paul Franssens (1938) Schreef de novellen De wisselwachter (1981), De uitvinder (1984) en Een reiziger op weg naar de Zwitserse Alpen (1985) en de gedichtenbundel Lilis (1982). |
|