| |
| |
| |
Het beschaven van geest en gemoed met betaalbare prachtbanden
Tachtig jaar Wereldbibliotheek
In 1905 richtte de letterkundige dr. Lion Simons de Maatschappij voor Goede en Goedkope Lectuur op. Het ideaal van Simons was om het goede boek toegankelijk te maken voor de minder draagkrachtigen in de samenleving. Hij wilde zowel Nederlandse als vertaalde literatuur goedkoop en tegelijk fraai uitgeven. Het vertaalde werk werd ondergebracht in de serie ‘Wereld-Bibliotheek’, maar deze serie werd al snel bekender dan de Maatschappij zelf, zodat de naam van de uitgeverij omgedoopt werd in Wereldbibliotheek. Tot in de jaren vijftig was het geesteskind van Lion Simons zeer succesvol, met als hoogtepunt de oorlogsjaren toen de (gelijknamige) vereniging van lezers 350.000 leden telde. Met de stijgende welvaart kwam de klad in de grote omzetten, maar de laatste tijd lijkt het tij weer enigszins te keren. Rudi Kagie schrijft de geschiedenis van tachtig jaar Wereldbibliotheek.
Dr. L. Simons
| |
Rudie Kagie
Op vrijdag 28 juni jongstleden ondernam de krasse grijsaard J.E. van den Berg uit Velp zijn jaarlijkse uitstapje naar Amsterdam, waar hij gewoontegetrouw de ledenvergadering van de Wereldbibliotheek zou bijwonen. Het treffen beloofde een feestelijke gebeurtenis te worden: de Wereldbibliotheek bestaat tachtig jaar en de vereniging van lezers van Wereldbibliotheek-boeken viert haar zestigste verjaardag. Eenmaal gearriveerd aan de Keizersgracht wachtte de Velpenaar een geduchte ontgoocheling. Al bij het binnendruppelen van het handjevol bezoekers was hem duidelijk dat de uitgeverij haar beste jaren achter de rug heeft. De vergadering werd een weliswaar genoeglijk, maar uiterst sober onderonsje in vergelijking met de uitspattingen in vroeger dagen. Toen stond de lidmaten zelfs als er niets te jubileren viel, een copieus diner in grand-hotel Krasnapolsky te wachten, voorafgegaan door een rondleiding door Artis en een persoonlijke kennismaking met Felix Timmermans of Ernest Claes. Ook herinnert hij zich gezellige uitstapjes per autobus naar Antwerpen, collectieve bezoeken aan museum, concertzaal of schouwburg, interessante causerieën en leerzame groepsreizen naar de Deltawerken of de drooggelegde IJsselmeerpolders.
Van den Berg, achtentachtig jaren oud en voormalig voorzitter van de Algemene Bond van Pianostemmers, zag zich gezien de verwaterde conditie van de organisatie gedwongen de vergadering eens krachtig toe te spreken. Hij is lid sinds 1915. Bij hem thuis, elf hoog in zijn Velpse bejaardenflat, staan de ingebonden jaargangen van het maandblad De Nieuwe Ploeg - dat de Wereldbibliotheek tot 1974 uitgaf - in volgorde op de plank. Van Vondel tot Multatuli, van Carry van Bruggen tot Nico van Suchtelen heeft hij ingebonden compleet. Een boek van de Wereldbibliotheek was altijd goed, dat kon iemand zich destijds blindelings aanschaffen. Het was pure kunst wat ze uitgaven en liefdevol streelt Van den Berg een exemplaar van het Winterboek, dat de leden in de gouden periode van de onderneming gratis kregen toegestuurd. Hij was gereformeerd opgevoed, maar de boeken van de Wereldbibliotheek hadden hem aan het denken gezet. Al lezend waren zijn vrouw en hij tot het inzicht gekomen dat het humanisme lang zo kwaad niet was als dominee beweerde. In zijn vrije tijd werd hij geestelijk raadsman van het Humanistisch Verbond. Dankzij de culturele bagage die hij door de Wereldbibliotheek had opgestoken was hij in staat geweest een bijdrage te leveren aan de verheffing van grondwerkers uit de Peel en van gedetineerden die hij opzocht in de gevangenis. En zijn geschiedenis is slechts één uit vele! Duizenden, wat zegt hij, tienduizenden mensen werden, net als hij, dankzij de Wereldbibliotheek tot lezen gebracht. Er waren arbeidersjongens die op die manier uiteindelijk een universitaire graad behaalden. De Maatschappij voor Goede en Goedkope Lectuur - zoals de Wereldbibliotheek aanvankelijk heette - bracht het gedrukte woord binnen het bereik van de gewone man. Verschrikkelijk zou Van den Berg het vinden, zei hij, als het instituut waar hij zóveel aan te danken heeft, ooit verloren zou gaan.
Staande de vergadering meldde hij zich aan om de handen uit de mouwen te steken als dat de uitgeverij uit het slop kon halen. Als de Wereldbibliotheek het eens met kinderboeken ging proberen? Dat voorstel werd, zegt Van den Berg, met gejuich ontvangen, maar hij moet nog zien of het inderdaad zal worden uitgevoerd. Leefde Winterink nog maar, dan had de Wereldbibliotheek zich al lang uit de rode cijfers geworsteld. Winterink was een vent met visie. Winterink verzocht Van den Berg ooit diens formidabele kennis van muziekinstrumenten op te schrijven; een dergelijk boek zou de Wereldbibliotheek graag willen uitgeven. Toen de auteur het manuscript tien jaar geleden eindelijk had voltooid, reisde hij naar Amsterdam om het persoonlijk bij de uitgeverij af te leveren. Winterink was al een paar jaar dood. Zijn opvolgers weigerden het pak papier zelfs maar in te zien, want aan een boek over muziekinstrumenten was geen enkele behoefte.
| |
Riante omzetten
Jan Winterink was in 1908 als loopjongen bij het bedrijf begonnen en was elf jaar directeur geweest toen hij in 1958 afscheid nam. Hij was in het boekenvak opgeleid door Lion Simons persoonlijk, de idealistische en als ‘de Leider’ betitelde oprichter van de Maatschappij voor Goede en Goedkope Lectuur. Met lede ogen zag Winterink toe hoe de riante omzetten uit de jaren twintig in de loop van de jaren vijftig daalden tot een zorgwekkend niveau. Hij vreesde dat het boek door de komst van nieuwe media werd bedreigd. Per circulaire riep de directeur het vaste lezerspubliek op tot trouw aan de beginselen. ‘Voor u, waarde lezer, is het denkbeeld dat boeken duur zijn, al lang naar het rijk der fabelen verwezen. Gij hebt immers de weg gevonden naar de Wereldbibiotheek,’ schreef hij in 1953 tot het verstandige deel van de bevolking. ‘Natuurlijk,’ ging hij verder, ‘zijn er andere middelen om nu en dan frisse moed te verzamelen: u kunt een film gaan zien, of een dagje naar buiten trekken, of een tentoonstelling bezoeken, kortom, er zijn tientallen mogelijkheden. Maar meestal zult u met uw verzetje niet alleen zijn. Uw gezin, uw kennissen doen mee. Dat kost geld. Bij elkaar besteedt u misschien evenveel als aan de aankoop van een lijvige roman. Zeker, u behoudt aan uw film, aan uw tochtje of aan uw museum prettige herinneringen. Maar het boek van dezelfde prijs staat in uw eigen, met zorg bijeengebrachte boekerij.’
De Wereldbibliotheek afficheerde zich nadrukkelijk als een idealistische uitgeverij die met betaalbare prachtbanden hoopte bij te dragen aan de ontwikkeling van school en volk. Een mijlpaal was de tiendelige standaarduitgave van de verzamelde werken van Vondel, in 1952 gevolgd door het complete oeuvre van Stijn Streuvels (twaalf delen) en een monumentaal overzicht van de schrifturen van jonkheer Nico van Suchtelen (twaalf delen). In de oorlogsjaren, toen de Wereldbibliotheek ternauwernood in de schreeuwende behoefte aan betaalbaar leesvoer kon voorzien, steeg het ledental van de vereniging van honderdtwintigduizend tot driehonderdvijftigduizend. Na de oorlog zou dat snel minder worden, maar zolang een gevulde boekenkast met hoogtepunten uit de wereldliteratuur paste in het ideaalbeeld van het beginnende gezinnetje in herrijzend Nederland, was er weinig reden tot bezorgdheid. Af en toe dook er een veelbelovend debuut op in het fonds, zoals Inez van Dullemen in 1948 met Ontmoeting met de anderen of Jan Blokker in 1950 met Séjour. Toch was dat niet wat de uitgeverij in de eerste plaats nastreefde, getuige de verklaring die vijftig jaar lang op de achterste pagina van elke nieuwe aanwinst werd afgedrukt: ‘Wat wil de Wereldbibliotheek? Wij willen de kracht, de levensvreugde, de geestelijke cultuur van ons volk verhogen. Wij willen kunst en kennis, inzicht en wetenschap brengen aan allen die naar verrijking van gemoed en geest streven. Wij willen bij allen die gedachteloos voortleven in een moeilijk
| |
| |
| |
Beschavingswerk
De letterkundige dr. Lion Simons werd in zijn dagen (1862-1932) een ‘culturele filantroop’ genoemd. In 1890, toen hij als Amsterdams kunstverslaggever voor de Opregte Haarlemmer Courant werkte, was hij een van de oprichters van de vereniging Leeskunst geweest, waar in kleine kring boeken werden gelezen en besproken. Gedreven door een mateloze bewondering voor Vondel richtte hij een amateurtoneelgezelschap op dat het treurspel Jephta in Amsterdamse volksbuurten opvoerde. In 1893 trok hij naar Engeland, waar hij medevennoot werd van de beginnende uitgeverij Henry & Co. Met een luxueus uitgevoerde en onverkoopbare Nietzsche-editie stortte de firma zich in het faillissement en in 1899 keerde Simons terug naar Nederland. Hij was inmiddels gehuwd met de toneelschrijfster Josine Mees, dochter uit de gefortuneerde bankiersfamilie. Simons keerde terug in de journalistiek en nam op persoonlijke titel zitting in de Amsterdamse gemeenteraad, waar hij een radicaal liberaal geluid ventileerde. Als bestuurslid van ‘Ons Huis’ - een vereniging voor Amsterdams buurtwerk en volksontwikkeling - streefde hij naar ‘beschavingswerk’ dat beoogde ‘velen omhoog te voeren tot de ontvankelijkheid der weinigen.’ Hoe zou dit streven beter in praktijk kunnen worden gebracht dan door een eigen uitgeverij?
De heer J.E. van den Berg
Jan Schilt van de huidige Wereldbibliotheek
In 1904 maakte Simons zijn plannen in die richting voor het eerst wereldkundig toen hij op het Nederlands Taal- en Letterkundig Congres te Deventer een voordracht hield over De verbreiding onzer Letterkunde onder de verschillende klassen. Als de romans eenvoudiger, handzamer en goedkoper werden uitgevoerd, zouden eindelijk minder draagkrachtige burgers van de literatuur uit binnen- en buitenland kunnen genieten, betoogde hij. Gesteund door de in Engeland opgestoken uitgeverservaring en aangemoedigd door de weerstand van de congresgangers die meenden dat wat Simons propageerde onmogelijk was, sloeg hij aan het rekenen. ‘Het resultaat was niet ongunstig,’ evalueerde hij in het eerste gedenkschrift dat de Wereldbibliotheek in 1915 deed verschijnen. ‘Ik stelde in het najaar van 1904 een prospectus op, waarin ik de mogelijkheid van zulk een Hollandse serie goedkope boeken met de cijfers bewees, ten minste als ik de leeslust van mijn landgenoten niet al te zeer onderschatte. Wat ik me toen voorstelde, was wel minder ambitieus nog dan ik later heb kunnen wagen: er was nog feitelijk alleen sprake van non-copyright works, dus alleen van herdrukken.’
De Maatschappij voor Goede en Goedkope Lectuur, die per 1 mei 1905 zou worden opgericht, werd een naamloze vennootschap met een kapitaal van zestigduizend gulden in aandelen van vijfduizend gulden. De socialistische wethouder F.M. Wibaut nam er een paar voor zijn rekening en verder kwamen de familiebetrekkingen met het bankiersgeslacht Mees de startende ondernemer uitstekend van pas. Het bedrag van de aandelen was hoog, gaf Simons later toe: ‘Ik begreep dat ik toch alleen bij een kleine kring van vermogende belangstellenden in onze volksontwikkeling gehoor zou vinden, voor wie het betrekkelijk onverschillig was of ze vijfduizend dan wel duizend gulden daarbij riskeerden. Want het spreekt vanzelf dat ik, hoewel optimistisch omtrent de uitslag, de kans op een totaal verlies van het geld allerminst verdonkeremaande.’
| |
Koopmanschap
Het stond vast dat de boeken, hoewel goedkoop, in ieder geval door de uiterlijke verzorging zouden moeten uitlokken tot bezitten en bewaren. Houtvrij papier, perfect drukwerk, een overzichtelijke bladverdeling, een fraai omslag en dito illustraties noemde Simons zijn ‘hoofdbeginselen’ . Het eerste boek dat moest aantonen of er een markt was voor de goede en goedkope lectuur was De Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart, de achttiende-eeuwse zedenroman van Betje Wolff en Aagje Deken, waarover de uitgever geen auteursrecht verschuldigd was. De twee deeltjes a twintig cent per stuk waren binnen vier maanden uitverkocht; van het boek dat in de destijds bestaande uitvoering f 2,25 kostte zal de concurrerende uitgever niet veel exemplaren meer hebben verkocht. Vijftig jaar nadat Multatuli daarop had aangedrongen verscheen in 1907 eindelijk de volksuitgave van Max Havelaar, die twintig cent kostte in plaats van de f 2,40 die er tot dusver voor diende te worden neergeteld. Een ‘volksuitgave in tien delen’ van Multatuli's Brieven liet niet lang op zich wachten. Van de Inleiding tot de nieuwe Nederlandse Dichtkunst door Albert Verweij durfde Simons er in 1908 meteen vijfduizend te laten drukken en in 1915 verscheen de vierde druk en het twintigduizendste exemplaar. Van Geschiedenis der wijsbegeerte door professor R. Casimir werden binnen tien maanden vijfduizend stuks verkocht. Hoewel deze werken verschenen in de ‘Nederlandse Bibliotheek’ van de Maatschappij voor Goede en Goedkope Lectuur werd de ‘Wereld-Bibliotheek’, waarin proza en poëzie van internationale grootmeesters als Goethe, Wilde en de Balzac werd ondergebracht, al snel bekender dan de maatschappij zelf. Simons besloot het zo te laten en noemde zijn uitgeverij voortaan Wereldbibliotheek. Het commerciële succes
leverde hem veel vrienden en misschien nog wel meer vijanden op. De dichter J.C. Bloem betitelde Simons, vanwege diens dubieus geachte combinatie van orthodox jodendom en geslaagd koopmanschap, in
| |
| |
1912 als een ‘ongunstige Israëliet’. Bijval gewerd Simons vooral uit de geledingen van de samenleving, die zich tot heil des volks inspanden. ‘In kringen der drankbestrijders wordt uw streven, om door goedkope, uitstekende lectuur meer ontwikkeling onder de massa te brengen, zeer gewaardeerd,’ schreef de hoofdredacteur van De Geheel-Onthouder in 1915. ‘Wie met de drinkgewoonten gebroken heeft en dus in de genoegens van het koffiehuis geen bevrediging meer vindt, die zoekt naar hogere genietingen en gebruikt graag zijn vrijgekomen tijd en geld om zijn geest en gemoed door goede boeken te beschaven.’
| |
Fiasco
Bij de kapper kon iedereen zich op de schappelijk geprijsde boekenreeks abonneren. Fabrieken gaven vertegenwoordigers van de Wereldbibliotheek de gelegenheid om onder schafttijd intekenaars voor de series te winnen; de bazen zorgden er voor dat het verschuldigde kwartje op het weekloon werd ingehouden. Een proef met huis-aan-huis-colportage mislukte, maar dat kwam wellicht doordat voor dat werk de ‘blijvend uitgestotenen’ waren ingeschakeld die Frederik van Eeden door middel van zijn tot dat doel gestichte maatschappijtje De Eendracht hoopte te resocialiseren. ‘Wij wilden bij de colportage nu eenmaal niet onze toevlucht nemen tot de kunstgrepen die de colporteurs van prikkelromans bij hun arbeid onvermijdelijk achtten,’ voerde Lion Simons ter verdediging aan, maar: ‘Hoe dan ook, het pogen is uitgelopen op een schitterend fiasco, dat ons negenduizend gulden gekost heeft.’
Een andere flop was de zogeheten Blauwe Bibliotheek, waarin Een tiental vertellingen van Edgar Allan Poe, Iwan de Dwaas van Tolstoi en Het zonderlinge geval van Dr. Jekyll en de heer Hyde van R.L. Stevenson verschenen - kortom, zo beloofde de omslag, ‘volkslectuur in de beste zin; deels spannend en aangrijpend, deels sterk fantastisch, maar toch zo meesterlijk geschreven, dat zij nooit op ongezonde wijze de geest prikkelen.’ De Wereldbibliotheek raakte de reeks aan de straatstenen niet kwijt en na acht jaar was de voorraad nóg niet uitverkocht. ‘Pas toen we er driekleurig-lithografische omslagen om hadden gedaan, begon de serie te gaan,’ meldde Simons mismoedig. ‘Maar die omslagen kwamen haast zo duur als enkele der boekjes zelf.’ De deeltjes werden hoofdzakelijk in stationskiosken verkocht en ook dat stemde de uitgever droef, want het ‘volkspubliek’ dat hij met zijn uitgaven vooruit hoopte te helpen in het leven, was niet het publiek dat zich de aanschaf van een treinkaartje kon veroorloven.
Een derde ontgoocheling betrof de ‘lectuur voor jongeren’. De plaatwerken, zoals drie delen Sprookjes van Grimm en de drie door Nienke van Hichtum samengestelde bloemlezingen, vergeelden in het magazijn hoewel ze slechts twee dubbeltjes per stuk kostten. ‘De afzonderlijke deeltjes waren gedrukt op een groter formaat, groter letter, zagen er alleraantrekkelijkst uit. Maar dat werd hun noodlot,’ verzuchtte Simons in 1915. ‘De boekhandel, bevreesd dat zij de markt voor duurdere boeken zou bederven, heeft ze bijna unaniem geboycot. En zo zullen wij aan de wens naar mooie boeken voor een lage prijs ten behoeve van het volkskind geen gevolg kunnen geven. Wij kunnen ze wel uitgeven, doch we kunnen ze niet onder het publiek brengen waarvoor ze bestemd zijn.’
De Wereldbibliotheek was de eerste Nederlandse uitgeverij die Het kapitaal van Marx publiceerde. Simons zelf schreef tussen zijn werkzaamheden door boeken over uiteenlopende zaken als het ‘volkswezen en volkskracht’, ‘socialisatie op coöperatieve grondslag’, ‘hoe vooruit te komen in de wereld’ en een vijfdelige geschiedenis van Het drama en het toneel in hun ontwikkeling. Toen hij in 1930, twee jaar voor zijn dood, aftrad als directeur werd hij opgevolgd door jonkheer dr. Nico van Suchtelen, die hem sinds 1912 terzijde had gestaan. Van Suchtelen had nog op Walden gewoond, maar keerde de kolonie van Van Eeden wegens een ongelukkige liefde de rug toe. Die geschiedenis inspireerde hem tot het schrijven van zijn romandebuut Quia Absurdum, dat in 1906 vanzelfsprekend bij de Wereldbibliotheek verscheen en in korte tijd een oplage van drieeëntwintigduizend exemplaren haalde. De roman De stille lach van Van Suchtelen bereikte tweeëndertig drukken en een oplage van ruim vijftigduizend - de integrale heruitgave van zijn verzameld werk in 1958 niet meegerekend. Tot 1948 voerde hij de directie over de Wereldbibliotheek, totdat hij een jaar later op eenenzeventigjarige leeftijd overleed. Zijn zoon Guido was vanaf 1943 aan de redactie van de uitgeverij toegevoegd. In een boekje ter gelegenheid van een halve eeuw Wereldbibliotheek zou Guido van Suchtelen zich in 1955 afvragen, hoe zijn vader behalve als redacteur-uitgever ‘bovendien kon uitblinken als romancier, dichter, vertaler, toneelschrijver, filosoof, psycholoog en pacifistisch strijder.’ Van Suchtelen slaagde er in, de uitgeverij zonder dramatische verliezen door de moeilijke crisisjaren te loodsen. De civiele prijs van de boeken werkte in het tijdperk van bezuinigingen nóg meer in het voordeel van de verkoopcijfers. Uit de fondscatalogus van 1935:
‘Of de steenkool nu billijk of duur is,
Of die winter nu zachter of guur is,
Ik blijf dol’, riep Ma Kloek,
‘Op het spannende Boek...
Mits het goede en goedkope lectuur is!’
De romans van Van Suchtelen mochten in de oorlog niet worden uitgegeven, maar voor het overige betekenden de vijf donkere jaren voor de Wereldbibliotheek merkwaardig genoeg een periode van grote bloei. De vereniging groeide gestaag. De leden zagen elkaar op avonden die de plaatselijke ‘winterwerk-commissies’ organiseerden. Elk lid kon voor gratis adviezen terecht bij het Bureau voor Populair-wetenschappelijke en Kunstzinnige Inlichtingen; voor de liefhebbers houdt de vereniging tot op de dag van vandaag een ‘ex libriskring’ in stand. Jan Winterink, die Van Suchtelen opvolgde als directeur, was een hardwerkende organisator. Hij reisde door het land om op personeelsavonden en voor plattelandsvrouwen propaganda te maken voor de Wereldbibliotheek. Maar Winterink was afkomstig uit het drukkersvak en miste volgens sommigen de bezieling en de fijne smaak van zijn voorgangers Simons en Van Suchtelen. Het fonds dreef voornamelijk op oude successen en dat zou, lang nadat Winterink in 1958 de leiding had overgedragen, zo blijven. De Telstar-pockets en de Wereldboogreeks waren in de jaren zestig nog maar een zwakke afspiegeling van de ‘goede en goedkope lectuur’, die volgens Simons een lust voor het oog behoorde te zijn. In 1960 moest de Wereldbibliotheek de eigen drukkerij afstoten. Vijftien jaar later werd het bedrijf overgenomen door de firma Debussy, waar toen ook uitgeverij Becht al was ondergebracht.
| |
Vergrijsd ledenbestand
Mismanagement is volgens Jan Schilt, de huidige directeur, de oorzaak van de déconfiture. Op de komst van Prisma-, Aula- en Amstel-pockets wist de Wereldbibliotheek niet adequaat te reageren. Van de fantastische collectie die de uitgeverij sinds 1905 had opgebouwd was weinig meer over, want de rechten waren voor een appel en een ei aan andere uitgeverijen verkocht. De baten kwamen het verenigingsleven ten goede, maar in kwaliteitsverbetering van het fonds werd nauwelijks geïnvesteerd. Toen het Duitse Bertelsmann-concern in de jaren zestig een Nederlandse boekenclub wilde oprichten, bood het een gigantisch bedrag voor de overname van het adressenbestand van de Wereldbibliotheek-vereniging. ‘De vereniging had toen zevenentwintigduizend leden en Bertelsmann was bereid vijftig gulden per lid te betalen. Dat heeft de Wereldbibliotheek toen niet gedaan. Ze vonden die vereniging zo leuk,’ zegt Schilt. De vereniging telt nu vierendertighonderd leden en er zijn geen plannen voor opheffing, ook al is het ledenbestand ernstig vergrijsd en zit er weinig toekomst in.
De Wereldbibliotheek ijvert de laatste jaren voor het herstel van haar oude allure.
Vervolg op pagina 16
|
|