En verder:
‘Lelijk, lelijk, lelijk’, dat was volgens mr. J.F. van Royen, algemeen secretaris van de PTT, het drukwerk van de overheidsbedrijven. Hij was het die ervoor zorgde dat de PTT bijzondere aandacht ging schenken aan haar uiterlijk: de gebouwen, de reclame, de interieurs, de typografie, postzegels. Dat leidde in 1945 tot de instelling van de Dienst Esthetische Vormgeving, maar al vanaf 1920 was door toedoen van J.F. van Royen het uiterlijk van de PTT een professionele zorg geweest. Over deze Dienst Esthetische Vormgeving gaat het speciale nummer van het tijdschrift Kunstschrift, een uitgave van Openbaar Kunstbezit en in elke tijdschriftenwinkel te koop (f 12, -). Het met veel afbeeldingen geïllustreerde nummer geeft een overzicht van de initiatieven van de Dienst, een artikel van Max van Rooy over de heilzame bezieling van mr. Van Royen, over de architectuur van de postkantoren (door Paul Hefting), een column van Gerrit Komrij waarin hij vertelt hoe hij via de postzegels een eerste indruk kreeg van een land (zodat Portugal zijn liefde won en Monaco een land(je) werd waar je maar beter niet naar toe kunt gaan), een gesprek over de postzegels tussen ontwerpers Anton Beeke en Walter Nikkels (Beeke is de ontwerper van de leuke postzegels met bedreigde dieren, die nu te koop zijn), Rudy Kousbroek over enkele missers van de dienst, zoals het afschaffen van de gietijzeren brievenbussen en het telefoontoestel ‘Rembrandt’, Renny Ramakers over de balies, auto's, telefoonboeken, pictogrammen enzovoort. Edna van Duyn schrijft over de kunstenaars die de PTT-gebouwen van kunst hebben voorzien. Een informatief en strijdbaar nummer.
In het Dordrechts Museum is momenteel een tentoonstelling over de Tachtigers (tot en met 8 december) met veel bezienswaardigs: boeken, manuscripten, schilderijen, tekeningen, foto's, brieven, tijdschriften enzovoort. Als catalogus dient een speciaal nummer van het tijdschrift De Fonteijne, waarin artikelen van Harry G.M. Prick, Jaap Romijn, Charles Vergeer, Elly Bak-Stegeman (over Jan Veth) en A.M. Böhm (over Perk) (f 8, -).
Hoe men een goed verhaal schrijft: dat wil iedereen wel weten. Om daar achter te komen werd in Amsterdam een goed jaar geleden een ‘schrijversvakschool’ opgericht onder de naam 't Colofon. Een van degenen die de school oprichtten, de dramaturg Fons Eickholt, heeft samen met Lidy Gijsen het Amerikaanse boek Writing Short Fiction van Damon Knight voor Nederland bewerkt: Hoe schrijf ik een goed verhaal?, uitgegeven door Het Spectrum (183 p., f 24,90). Damon is zelf schrijver van science-fictionverhalen en docent in het vak ‘verhalen schrijven’ aan de universiteit van Michigan. Eickholt en Gijsen hebben waar mogelijk de lesstof van Nederlandse voorbeelden voorzien. Of men het schrijven uit zo'n boek kan leren, blijft de vraag, maar de schrijver en bewerkers hebben het zakelijk en onderhoudend gehouden.
De vrouwen op de schilderijen van de prerafaëlieten (Rossetti, Burne-Jones e.a.) liggen er vaak lijdzaam bij, met geloken ogen en weelderig haar. Ze zijn onmiddellijk te herkennen als behorend tot het midden van de vorige eeuw. Wie deze vrouwen waren en of ze zelf ook ambities hadden beschrijft Jan Marsch in haar boek Pre-Raphaelite Sisterhood. Daardoor komen Jane Morris, Lizzie Sidal, Fannie Cornforth en Georgiana Burne-Jones uit de schaduw en blijken ze aanmerkelijk minder lijdzaam dan de schilderijen suggereren. Rossetti en Ruskin stimuleerden hen ook zelf te tekenen, te schilderen en te schrijven. Niet altijd met succes, maar hun werk verdient meer aandacht dan er tot nu toe aan werd besteed, betoogt Jan Marsch. Het boek is uitgegeven door Quartet, omvat 408 geïllustreerde pagina's en kost f 95,70.
Ter gelegenheid van de speciale avond gewijd aan de Griekse hedendaagse poëzie tijdens One World Poetry Festival (tot en met 17 november in de Amsterdamse Melkweg) op vrijdag 15 november publiceert de boekhandel en uitgeverij Het Griekse eiland een boekje met een bloemlezing uit het werk van zes dichters: Manolis Anagnostakis, Nasos Vayenas, Alexandros Isaris, Ektor Kaknavatos, Jenny Mastoraki en Kyriákos Charlalambidis. Wie zij zijn en wat hun betekenis in de Griekse literatuur van dit moment is, vertelt A.F. van Gemert, hoogleraar Nieuwgrieks aan de Universiteit van Amsterdam, in het programmaboekje van het Festival. Dit jaar zullen onder meer aan het Festival deelnemen: Bart Chabot, William Burroughs (een vaste gast), Simon Vinkenoog, Hans Plomp, Antonia Porta, Adriaan Morriën, Jean-Jacques Lebel, René Stoute, Jules Deelder (zondag 17 november) en Marko Fondse.