Een voortvarend relaas
Gerda Meijerinks vrouw uit het Holoceen
De vrouw uit het holoceen door Gerda Meijerink Uitgever: De Arbeiderspers, 128 p., f 24,50
Carel Peeters
De vrouw uit het Holoceen is vooral een relaas. Dat is een manier van vertellen waarbij men de verteller maar beter niet kan storen. Hij heeft iets op zijn hart, heeft iets beleefd en dat wil hij zo snel mogelijk kwijt. Dus: ‘Het hotel lag aan een stuwmeer op een hoge oever waar het water tegenaan klotste als tegen een dijk. (...) Op weg naar onze kamers passeerden we een oude dame en een meisje dat een stapel lakens droeg. (...) Onze kamers lagen tegenover elkaar.’; zo luiden de eerste zinnen van de drie eerste alinea's van De vrouw uit het Holoceen. Dit is weinig omhaal.
Een relaas heeft vaart en haast en roept een ervaring op. Als die ervaring enige substantie heeft en de verteller draait er niet omheen kan dit leiden tot rode oortjes bij de lezer. Tot rode oortjes komt het niet bij Gerda Meijerink, maar de ervaring heeft zeker iets om het lijf; de taal is bovendien onopgesmukt en de gedachten over de betekenis van de ervaring zijn ter zake. Een niet onbelangrijk aspect van De vrouw uit het Holoceen is dat de erotiek tussen twee vrouwen beschreven wordt zonder oneigenlijke intenties: zonder apologetische feministische of lesbische tendens en zonder de tevreden koketterie van ‘zie eens hoe vredelievend en vrouwvriendelijk wij vrijen’. Deze kant van De vrouw uit het Holoceen kan men baanbrekend noemen want hier wordt op een nuchtere manier voorbijgegaan aan het pleidooi, aan de zelfgenoegzaamheid en aan de schaamte waarvan meestal sprake is in de literatuur over vrouwen en erotiek.
De vrouw uit het Holoceen is het relaas van een intelligente vrouw die in New York een andere vrouw ontmoet tijdens een congres. De avond en nacht die ze met elkaar doorbrengen is voor de vertelster een even angstige als enorme ervaring, maar leidt niet tot verliefdheid. Dat is niet veranderd als de twee elkaar een half jaar later in een dorp bij een meer in Duitsland terugzien. De Newyorkse is oorspronkelijk afkomstig uit Hongarije en vluchtte met haar ouders in 1958 het land uit. Zij kwam na een periode in Duitsland in New York terecht waar ze moleculair biologe is. Het initiatief was van de Newyorkse uitgegaan en zonder hartstocht beantwoord. ‘Ik had geen idee wat ik met die vrouw daar tegenover me moest beginnen,’ staat er. De herinnering aan de erotische ontdekkingen die de vertelster in het appartement van haar ‘gezelschap’ - zoals de vrouw steeds wordt aangeduid - deed, heeft haar zenuwstelsel niet bereikt en geen radeloos verlangen gewekt. De vrouw wist in haar gevoelens en emoties los te maken die ze niet kende, ‘hier was een oerkracht aan het werk, iemand uit het holoceen was tot mij gekomen (...) Geen cultuur, geen eeuwen van menselijk vernuft en contemplatie hadden deze oerkracht kunnen verzwakken.’ Haar erotische ervaringen waren tot dan toe hevig en bevredigend geweest, maar bereikten niet de laag die nu werd blootgelegd. Het maakt haar eerder bang dan opgetogen. Het verblijf in het dorp aan het meer verloopt stroef, van haar kant onwillig, wrevelig, de Newyorkse is niet al te spraakzaam, maar ondubbelzinnig in haar verklaring dat ze in de vertelster degene heeft gevonden aan wie ze zich volledig kan overgeven.
Gerda Meijerink
De vrouw uit Holoceen verliest zich in niets: geen poëtische of diepzinnige uitstapjes, geen idealiseringen; alles is concreet, ook de terugblikken naar de avond en nacht in New York. Het innerlijk verzet van de vertelster tegen wat ze soms voelt als een ‘overval’ wordt alleen gebroken tijdens het bedrijven van erotiek. Daarover heeft haar ‘gezelschap’ grondige ideeën die ze uiteenzet in een soort colleges die de vertelster even ‘briljant’ als ‘vervreemdend’ vindt. De vertelster verliest zich alleen in de erotiek, maar richt haar aandacht na afloop gemakkelijk op een vakantie-kamermeisje aan wie ze op haar beurt ‘college’ en praktijk geeft over erotiek. Haar behandeling van de materie is echter aanmerkelijk minder dwingend, zorgzamer en gaat gepaard met tederheid. Dat ontbreekt bij haar gezelschap, bij wie de erotiek een veel duisterder en dwingender drift is. Dat blijkt na een partijtje zwemmen in het meer als ze met elkaar staan te vrijen en het vrijen overgaat in een soort gevecht: dan komt de laag bloot die de vertelster in New York heeft leren kennen en die uit zich in snikken en kreunen, woorden die haar ontsnappen, verwensingen, godslasteringen, obsceniteiten: ‘Een gore braakbal van taal, een woede van zo'n hevigheid dat mijn lichaam zich er om heen kromde als een verwond dier om het centrum van zijn pijn.’ Haar gezelschap begrijpt dit heel goed: ‘Zo was het als iets groots zich aandiende en je je weerde omdat tegelijkertijd met de voorvoelde vervulling ook de ontluistering en de destructie (...) zichtbaar werden.’
Door het niveau van denken, het taalgebruik, de getoonde kennis en een zakelijke inzicht in menselijke drijfveren is De vrouw uit Holoceen een interessant en boeiend relaas: het is enigszins koel en zonder literair raffinement geschreven, waardoor het zijn beperkingen heeft. Vooral de bijzondere ervaring en niet het literaire gehalte blijft daardoor in herinnering. Maar die ervaring is dan wel straight en intelligent opgeschreven.
■