Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
Helene Deutsch A Psychoanalyst's Life door Paul Roazen Uitgever: Anchor Press/Doubleday, 371 p., f 75,60 Importeur: Feffer & Simons
| |
ToewijdingNiet alleen in deze verboden liefde was Helene Deutsch minder braaf en volgzaam dan het stereotiepe beeld van haar doet vermoeden, ook de carrière die ze koos - een medische en psychiatrische studie in Wenen - was in die tijd tamelijk exceptioneel voor vrouwen. En de stap naar Freud vormde toen, in 1918, ook niet de meest conventionele gang in een vrouwenleven. De legendarische Lou Salomé was haar voorgegaan en in 1912 al op Freuds tapijt verschenen. En ook Sabina Spielrein, wier dramatische affaire met Jung niet lang geleden aan het licht kwam (zie VN 23 juli 1983), figureerde al enige tijd in Freuds kring. Maar Helene Deutsch was de eerste vrouw die als ervaren psychiater bij Freud kwam; ze had toen al enkele jaren in de psychiatrische kliniek van Wagner-Jauregg gewerkt, en ook enige tijd in München bij de beroemde psychiater Kraepelin. Dit maakte haar zeer aantrekkelijk voor Freud: hij zag in haar een belangrijke verrijking van het kleine groepje analytici dat zich rond hem gevormd had, die hij niet allen even hoog had. De keuze voor Freud betekende voor Helene Deutsch echter een afzien van haar verdere psychiatrische loopbaan: Freud zag de officiële psychiatrie als zijn vijand, en hij eiste van zijn volgelingen volledige toewijding. En dat heeft Helene Deutsch vervolgens ook haar verdere leven getoond. Jarenlang was ze een van Freuds belangrijkste steunpilaren in de Weense analytische groep. Ruim tien jaar was ze hoofd van het opleidingsinstituut van de Weense psychoanalytische vereniging, totdat ze - overigens tegen Freuds wil - naar Amerika (Boston) emigreerde, waar ze veel invloed kreeg op de verdere ontwikkeling van de psychoanalyse. Het beroemdst is ze geworden om haar werk op het gebied van de vrouwelijke psychologie. Haar eerste voordracht over dit onderwerp, ‘De psychologie van vrouwen in relatie tot de reproduktieve functies’ dateert uit 1924. Hierna volgde ‘De psychoanalyse van de seksuele functies van vrouwen’ (1925), waar veel naar verwezen werd totdat haar beide delen over De psychologie van vrouwen (1944/45) dit als standaardtekst verving. Vrouwelijke psychologie werd Deutsch' specialisatie, en aan het werk op dit gebied heeft ze haar reputatie te wijten nog roomser dan de paus te zijn, in dit geval de minderwaardigheid van vrouwen nog sterker dan Freud te benadrukken. Helene Deutsch wordt hierbij meestal gecontrasteerd met Karen Horney, een analytica die zich evenals Deutsch en bovendien in dezelfde periode met de psychologie van de vrouw bezighield en zich hierbij veel uitgesprokener keerde tegen Freuds concept van penisnijd en zijn opvattingen over de biologisch gebaseerde mannelijke superioriteit. Terwijl Horney als ‘revisionistische’ freudiaan een eigen school van volgelingen kreeg, bleef Deutsch binnen het loyalistische freudiaanse kamp opereren. Ook zij ontwikkelde echter opvattingen die afweken van Freuds theorie, zoals haar grote aandacht voor de rol van actuele conflicten bij het ontstaan van neurosen en haar afwijzen van Freuds theorie van een vrouwelijk castratiecomplex; maar ze bracht, of in Roazens woorden ‘camoufleerde’, deze zo tactvol mogelijk. In elk geval heeft ze het nagelaten om zich op deze en andere punten openlijk tegen Freud te keren. | |
HuwelijkVrouwelijke tact of gebrek aan moed: die waardering is veranderlijk, en het oordeel van latere feministen sloeg uit naar de kant van het verwijt: Horney werd de heldin en Deutsch de brave, volgzame leerling van Freud die het werk van de grote meester slechts verder aanvulde. Dat lijkt me voor een deel niet terecht. Wat uit Roazens zorgvuldige en goed gedocumenteerde biografie vooral blijkt, is hoe verweven haar eigen leven met haar werk is, hoe onopgeloste persoonlijke conflicten doorwerken in haar visie op de psychologie van de vrouw. Zo heeft ze haar leven lang een conflict gevoeld tussen haar erotisch leven, het moederschap en haar professionele bestaan. Voor haar man had ze veel waardering, maar haar liefde voor Lieberman raakte nooit geheel gedoofd. Felix Deutsch, een bekwaam internist, een tijdlang Freuds arts en tevens analyticus, werd door Helena onmiskenbaar overvleugeld. En zo hij er al moeite mee had in haar schaduw te leven, in elk geval wist dat bij haar geregeld grote irritatie te wekken. Ze vond bij hem wel de rust maar niet de passie waar ze ook naar kon verlangen. Bij tijd en wijle betreurde ze haar huwelijk en beschouwde het als een masochistische keuze. De band met haar enige zoon Martin (geboren in 1917) was op zijn minst ambivalent en ze vreesde soms door hem net zo gehaat te worden als zij haar eigen moeder gehaat had. In elk geval gaf Martin af en toe blijk van een duidelijke voorkeur voor zijn vader, zoals zij dat vroeger zelf ook gedaan had. In haar verhouding tot Freud en de psychoanalyse voelde ze zich nog het meest geslaagd, maar hoe succesvoller ze was in haar werk, hoe meer ze zich voelde falen ten opzichte van haar man en zoon. Haar innerlijke conflicten en kwellingen worden door Roazen overtuigend beschreven, op grond van vele brieven en gesprekken die hij met haar voor haar dood in 1982 voerde. Het blijft een interessante vraag in hoeverre de conflicten die Deutsch beschrijft als typisch vrouwelijk vooral gaan over haar eigen leven of een veel algemenere geldigheid hebben. Zo lijkt me haar overtuiging dat de ontwikkeling van intellectuele vermogens van vrouwen een verlies met zich meebrengt van ‘vrouwelijke kwaliteiten’ - wat dat ook moge inhouden - toch wel wat tijdgebonden. Waar hoor je nog van de ‘blauwkous-angst’ van studerende meisjes, of de vrees dat een professioneel leven onvrouwelijk zou zijn? Als het succes van de vrouwenemancipatie ergens uit blijkt dan is het misschien wel uit het feit dat sommige vrouwenangsten van vroeger door de huidige generatie niet eens meer herkend worden. ■ |
|