Paranoia
Vanaf het begin van de jaren zestig werd het leven van Williams, die zijn beste werk toen al achter zich had, steeds sterker beheerst door zijn door de drugs verergerde hypochondrie en paranoia. ‘I slept through the Sixties,’ zei hij tegen Gore Vidal, die reageerde met: ‘You didn 't miss a thing.’ Williams vertelde dit verhaal graag, maar zei er niet bij dat Vidal vervolgens had gezegd: ‘If you missed the Sixties, Bird, God knows what you are going to do with the Seventies.’ (Williams werd door Vidal ‘Bird’ genoemd.) Williams heeft de jaren zeventig doorstaan, maar meer ook niet, al was hij over het algemeen beter in vorm dan in de jaren zestig, toen hij uiteindelijk het ziekenhuis in moest om volledig af te kicken. Williams' jongere broer Dankin was degene die hem het ziekenhuis in kreeg en hem daarmee ongetwijfeld het leven redde, maar werd prompt bij wijze van dank uit Williams' testament geschrapt.
Williams raakte met de meeste van zijn oude vrienden gebrouilleerd en omringde zich met jonge mensen die hem het vel over de neus haalden. Het is een trieste, maar ook geestige geschiedenis, geestiger dan Spoto beseft. In 1969, tegen het eind van wat Williams zijn stoned age noemde, maakt hij het met zijn bekering tot het rooms-katholicisme helemaal bont: hij liet zich weliswaar in de schoot van de kerk opnemen, maar hield halsstarrig vol dat er geen hiernamaals bestond en toen hij op audiëntie bij de paus zou gaan, bleek hij op de bewuste dag - een pikant detail dat we via Vidal kennen maar om onverklaarbare redenen bij Spoto ontbreekt - geen zin te hebben en liet Zijne Heiligheid voor joker staan.
Ook Williams' voorkeuren voor vrouwen die even extreem om niet te zeggen grotesk waren als zijn heldinnen, zorgt voor een komische noot. Uit de door Spoto met zoveel zorg vergaarde roddelverhalen kan iedereen afleiden hoe vreselijk bijvoorbeeld de schrijfsters Jane Bowles en Carson McCullers en de actrices Tallulah Bankhead en Anna Magnani geweest moeten zijn, al beschikt de biograaf niet over het talent om deze voor een schrijver zo dankbare figuren gestalte te geven. Spoto is eenvoudig niet in staat om het soort commentaar te geven dat Gore Vidal leverde: ‘The best that one could say about Magnani was that she liked dogs.’
Williams' gaven lagen zowel op komisch, dramatisch als poëtisch terrein. Vijftien jaar lang was hij de beste, de interessantste, de meest poëtische toneelschrijver van Amerika, en niet alleen de gevierdste en controversieelste. Het prachtige Streetcar en een paar andere meesterwerken zijn met een vanzelfsprekende zekerheid geschreven: doodgewone woorden worden poëzie, doodgewone levens mythen. Hij was absoluut niet literair georiënteerd en leefde zonder enig intellectueel of moreel kader - aan dat gemis ging uiteindelijk zowel zijn werk als hij zelf te gronde. Maar hoewel het laatste deel van zijn leven een trieste puinhoop was, dwingt hij respect af met de moed en hoop waarmee hij door bleef werken, bleef proberen, in de vaste overtuiging dat hij terug zou kunnen komen.
Sinds zijn puberteit was Williams er altijd van overtuigd geweest dat hij op sterven lag of op zijn minst een ernstige ziekte had; bij ieder nieuw stuk werd gezegd dat het zijn laatste was. Het lot wilde echter dat niet hij maar zijn hoofdrolspeelsters, minnaars en rivalen door kanker werden getroffen. Williams stierf in 1983, op bijna tweeënzeventigjarige leeftijd, maar niet aan de hartaanval die hij zolang had gevreesd: hij stikte in de capsule van een slaappil die hij per ongeluk binnenkreeg toen hij zijn dagelijkse dosis drugs nam. Uit de autopsie bleek dat zijn hart en zelfs zijn lever in prima conditie waren.
■