Tijdschrift
Bijna honderd jaar na dato maakt Jaap Meijer zich in Het Oog in 't Zeil 1985/6 nog authentiek kwaad over de literaire draaikonterij van mr J.N. van Hall. Meijer suggereert met zijn titel en inleiding dat zijn artikel gaat over het ‘sleutelkarakter’ van de roman Vincent Haman (1898) van Willem Paap, maar het eigenlijke onderwerp van zijn stuk is de totstandkoming van Dichters van dezen tijd 1882-1894 onder redactie van Van Hall en het aandeel van de Tachtigers aan deze bloemlezing. Meijer karakteriseert Van Hall (mr. Joris Haman in Paaps roman) als ‘ijdele patriarch der letterkunde’ en als ‘hypocriet’. Als redacteur van De Gids weigerde Van Hall onder meer de publikatie van Perks Iris, parodieerde hij verschillende gedichten van Kloos en toonde hij weinig waardering voor de poëzie van Gorter. Bij het verschijnen van De Nieuwe Gids, precies honderd jaar geleden, schrijft hij een uiterst belerende kritiek. Toch is tien jaar later in 1895 vrijwel de hele nieuwe generatie waar hij zich zo tegen afzette in zijn bloemlezing vertegenwoordigd. Terzijde komt Meijer nog even terug op de rol die ‘cultuurpotentaat’ Van Hall in Vincent Haman zou spelen en geeft hij een overzicht van de edities van de roman. Nico Keuning legt de poëzie van bestuursambtenaar C.J. Schneider naast de romans van zijn bekendere alter ego F. Springer. In 1958 begon Springer gedichten te publiceren in Tirade onder zijn eigen naam en tegelijkertijd verscheen onder pseudoniem zijn prozadebuut Zwemmen bij Hollandia. De vergelijking van Keuning laat zien dat Springer in beide genres dezelfde onderwerpen gebruikt. De gedichten zijn veelal beschrijvend en zelden reflexief, althans degene die Keuning citeert. Hij zet feiten en fictie bijeen door zijn bijdrage te laten volgen
door de vertaling van een Amerikaans kranteartikel uit 1961 waar de jonge ambtenaar in Nieuw-Guinea aan het woord wordt gelaten over zijn werk aldaar. Koos van Weringh geeft een overzicht van de reacties in de pers op Volg het spoor terug van J.B. Charles in 1953 en Hein Groen beschrijft een literair uitstapje naar Zuid-Engeland in het voetspoor van Virginia Woolf. Stuk voor stuk zijn het aardige artikelen in Het Oog in 't Zeil over leuke onderwerpen met veel informatie en vooral veel citaten, maar een echte kwestie roeren ze niet aan. Alleen Hans van Straten neemt een duidelijk standpunt in in zijn pleidooi voor publikatie van de dagboeken van Max de Jong uit de periode 1947-1951. Het fameuze ‘Kil! the widow’ inzake literaire nalatenschappen vervangt hij hier door een in bedekte termen geformuleerd ‘kill the sister’.
EVA COSSEE