Oek de Jong
Nu Ten Braven weer (Boekenbijlage, 24-8-'85). Wanneer houdt het eens op. Cirkel in het gras is niet alleen geen bijzonder boek dat al de aandacht en lovende kritieken niet waard is, het is zelfs een slecht boek. Hoewel ik tamelijk bevooroordeeld aan het boek begon (Jaap Goedege-buure: ‘een gebeurtenis van de eerste orde’, HP 1-6; Aad Nuis: ‘een vreemd, glanzend en vreugdewekkend ei in ons literair rivierenland’, de Volkskrant, 31-5; ‘rijk aan gebeurtenissen, is afwisselend, heeft diepgang, is ontroerend, exploreert gevoelens’, Carel Peeters, VN, Boekenbijlage, 1-6), raakte ik al snel geïrriteerd door de slordigheid van schrijven, de merkwaardige beelden en vooral de fouten, zowel in de stijl als inhoudeüjk. Een boek dat algemeen lovend besproken is, wordt natuurlijk niet door iedere lezer evenzeer gewaardeerd, maar kwaliteit dringt dan toch door het smaakverschil heen. Mijn bezwaar tegen Cirkel in het gras is dan ook niet dat wat mij betreft de Nederlandse literatuur onderhand genoeg loodzware romans zonder enige relativering of humor kent, maar dat het boek zo goed besproken werd en wordt, terwijl het geen goed boek is.
Toen ik Cirkel in het gras uit had, herlas ik de kritieken op zoek naar de reden van hun eensgezindheid. Al snel vallen dan punten van kritiek op die alleen veel te weinig gewicht krijgen in de uiteindelijke afweging. Aad Nuis heeft het over ‘(...) iets raadselachtigs dat nergens verklaard wordt’. Carel Peeters over ‘metafysica (...), die ernstig naar zweverigheid neigt’. Doeschka Meijsing vraagt in haar interview met Oek de Jong (VN, Boekenbijlage, 8-6) waarom de liefde tussen Hanna en Andrea stukloopt, aangezien zij als lezer geen enkel houvast heeft. Dat die vraag gesteld moet worden is uiterst merkwaardig. Oek de Jong zegt in hetzelfde interview dat liefde het hoofdonderwerp is. Ten Braven noemt het hoofdthema van Cirkel in het gras dan ook ‘de onderlinge onbereikbaarheid van twee moderne intellectuelen’. Een boek dat als belangrijkste thema heeft een onmogelijke liefde terwijl na lezing het volkomen onduidelijk is waarom die liefde onmogelijk is!
In het begin sprak ik over fouten, zowel inhoudelijk als stylistisch. Van beide categorieën enkele voorbeelden: Jaap Goedegebuure sprak terecht over een ideeënroman. Een fout die in ideeënromans vaker gemaakt wordt is dat de ideeën zó gaan overheersen dat gebeurtenissen nog slechts symbolische waarde hebben, terwijl zij op het eerste niveau, als werkelijke gebeurtenis ongeloofwaardig zijn. De verdrinkingsdood van Zuccarelli is hier een voorbeeld van: waarom hij zo moest sterven is duidelijk (Jaap Goedegebuure: ‘Zuccarelli's laatste daad (...) het optreden van de gedesillusioneerde vorst.’), maar als ‘echte’ gebeurtenis is zijn manier van sterven ongeloofwaardig om niet te zeggen onmogelijk. Evenzo is Leda's ontmoeting met Jan Zocher volkomen onaannemelijk. Merkwaardig is dat zowel Aad Nuis als Carel Peeters in hun bespreking The Unbearable Lighlness Of Being aanhalen om aan te geven hoe goed De Jongs boek is, terwijl Kundera's boek, ook een ideeënroman, al deze fouten niet heeft, maar integendeel op alle niveaus een voortreffelijk boek is.
Een aantal merkwaardige fouten doen zich voor in de beschrijvingen van Joe Kurhajec. Op blz. 28 wordt zijn linkerarm aldus beschreven: ‘Het was een jongensarm gebleven met een naar binnen gedraaid en hulpeloos ogend handje.’ Maar Oek de Jong vergeet die mismaaktheid regelmatig: ‘Ze schrok toen Kurhajec zijn zware onderarmen op tafel legde.’ (blz. 39) Zware onderarmen? Maar veel erger is de lange passage op blz. 249 waar Joe Kurhajec zijn handen bekijkt na het voltooien van een beeldhouwwerk. ‘Voor het eerst in zijn leven keek Kurhajec aandachtig naar zijn vlezige handen. Dat zijn nu je handen, zei hij tegen zichzelf. Zou je ze herkennen als je ze op straat zag liggen?’ Een halve bladzijde lang wordt De Jong ongewild komisch omdat hij vergeet dat Kurhajec zijn handen ongetwijfeld uit duizenden zou herkennen aangezien zijn schepper hem een handicap had toebedacht.
En dan die stijl. Het staat vol met irritante herhalingen en vergissingen. Over een omhelzing: ‘Hij (omhelzing hij?) sloot als een bus.’ (blz. 106). Er is al eerder geschreven over ‘haastte zich langzaam’ (blz. 41). (Aad Nuis: ‘Hij gebruikt nooit clichés, ook niet bij wijze van typering of grapjes).’ Een lang gesprek over verlossing eindigt: (...) ‘en het was een ware verlossing toe te kunnen geven.’ Maar hier verlossing in een heel andere betekenis; Oek de Jong was het gesprek van de bladzijde ervoor al weer vergeten.
Hanna betast Kurhajecs ring aan zijn linkerhand (ook hier is De Jong weer vergeten dat die hand misvormd is) en tracht die over zijn vingerkootje te schuiven ‘hoezeer ze zich ook schaamde voor die onbeleefdheid’ (blz. 245). In dezelfde scène op blz. 250 trekt zij Kurhajecs overhemd uit zijn broek en dan worden Hanna's gevoelens aldus beschreven: (...) ‘hoezeer ze zich ook schaamde voor deze onbeleefdheid.’ Op blz. 260 begint een hoofdstuk met: ‘Alles wees er eigenlijk op (...)’. Drie zinnen later: ‘Alles wees erop (...)’. Zo zit het boek vol fouten en slordigheden.
Oek de Jong bekent in het eerder genoemde interview met Doeschka Meijsing juist zijn bewondering voor beheersing. Overigens geeft De Jong in dat interview al aan dat beheersing juist niet zijn sterkste kant is: ‘Ik heb niet het vooropgezette idee gehad dat deze liefde moest mislukken. Dit boek was voor mij een ontdekkingsreis.’ En even verderop: ‘Het heeft me verrast dat ik over politiek ben gaan schrijven.’ De schrijver schrijft maar en ziet wel waar hij uitkomt. Dit zijn geen uitspraken van een schrijver die volledige controle heeft over zijn werk. En dat is aan Cirkel in het gras te merken.
Ouderkerk a/d Amstel
PIETER VEENBOER