Conversations with capote door Lawrence Grobel Uitgever: Hutchinson, 244 p., f 59,25
R. Ferdinandusse
Truman Capote was een beroemdheid. Dat begon al na zijn eerste boek en het werd later almaar erger. Hij vond dat heerlijk. ‘Als je een beroemdheid bent, ben je een beroemdheid. Punt uit. Daar kan je niks aan veranderen’, zei hij altijd, en ook weer in het pas verschenen boek Conversations with Capote. ‘Eigenlijk zijn het geen gesprekken, maar interviews.
Interviews met Bekende Persoonlijkheden zijn tegenwoordig een apart genre in de journalistiek. Een BP is een BP omdat hij vaak geïnterviewd wordt en de BP bouwt dan ook een repertoire op van antwoorden en anekdotes waarmee hij kan scoren. De interviewers hebben het daarom gemakkelijk: zij hoeven slechts de knipselmap door te werken, om vervolgens tijdens hun interview de BP steekwoorden toe te werpen. ‘U heeft toch eens in het ziekenhuis gelegen?’ - waarna de BP zijn anekdotes met de verpleegster kwijt kan.
Lawrence Grobel is zo'n interviewer (hij is een van de journalisten die die lange gesprekken in Playboy maakt) en bij Capote was het dus helemaal feest. Capote heeft jarenlang in interviews in magazines en in tv-praatshows eigenwijze, geestige en venijnige opinies over alles en iedereen afgescheiden en Grobel heeft die naarstig verzameld en ze opnieuw aan Capote voorgehouden in een lange serie gesprekken ter voorbereiding van een tvprogramma. Toen stierf Capote en zo zijn die interviews tenslotte in dit boek terechtgekomen.
Het is - aan de ene kant - dus best een leuk boek, want Capote kon prachtig formuleren. Hij was, toen deze gesprekken op de band werden opgenomen, er al van overtuigd dat zijn conversatie weliswaar nog geen literatuur was (dat zou vast nog wel zover gekomen zijn als hij niet was gestorven), maar in ieder geval wel tot de Kunst gerekend mocht worden. Ik vind het leuk als ik (in een serie commentaren op bekende figuren) lees dat Capote zegt: ‘I think the present pope is an excellent woman in drag. And I kid you not!’ en ben zelfs bereid om dat een piepklein kunstwerkje te vinden, maar het lukt maar zelden. Meestal gaat het zo:
Vraag: ‘U hebt W.H. Auden eens een “dictatorial bastard” genoemd.’
Antwoord: ‘Hij was een dictatorial bastard! Hij was een tiran,’ en hup, ook dat mag in de vitrine glanzende gedachten.
Capote houdt van Graham Greene en hij verafschuwt Saul Bellow (saai! saai!!) en Updike (‘Ik haat hem’). Mick Jagger is trouwens ook zeer vervelend. De wereld gaat aan de overbevolking kapot (in de volgende eeuw zal dat tot iets heel ergs leiden), en Capote zou graag rijk zijn (500 miljoen hebben, dat is redelijk rijk), en hij prefereert rijke mensen omdat je er zo lekker kunt eten, vooral die kleine, delicate groentetjes, en als hij toch had mogen kiezen dan zou hij het liefst rijk geweest zijn in de achttiende eeuw en woonachtig in Frankrijk. De interviewer doet zijn best het gesprek vaak in de richting te leiden van Gore Vidal en Jackie Onassis, maar Capote heeft dat terrein al eerder geheel kaal gegraasd en zijn beledigingen zijn alle glans kwijt.
Aan de andere kant is het dus geen leuk boek. Het zou zo aardig geweest zijn als iemand in de laatste, treurige jaren van Capote door die conversatie-vrolijkheid had kunnen heenbreken en over een aantal zaken had kunnen (en willen) doorvragen. Er staan een paar prachtige foto's van Capote in het boek: Het Life-omslag met Capote en de acteurs die In Cold
[vervolg op pagina 14]