[Een herinnering aan wat niet meer is - vervolg]
ingehouden. In de inleiding wordt over de jaren dertig gezegd dat de Nederlandse samenleving ‘niet vrij was van antisemitische tendensen’. Dat lijkt mij een eufemisme. De schrijvers laten er notabene direct op volgen dat het in 1924 aan katholieke meisjes verboden werd bij joden te werken. Ik had trouwens in een noot graag willen lezen waaraan deze roomse wijsheid in dat jaar is ontleend.
Hier en daar is de keuze willekeurig. Bij het voormalige hotel De Poort van Weesp op de hoek van de Sarphatistraat en de Weesperstraat dronken de joden vroeger koffie of Wiener melange; ook kwamen er de diamantairs bijeen. Tja, dat zal best, maar zo waren er wel meer cafés waar joden koffie dronken. Van het inderdaad prachtige café De Druif op het Rapenburgerplein wordt meegedeeld dat het door zijn ligging altijd een grote rol heeft gespeeld in de Amsterdamse jodenbuurt. Hoezo? Die grote rol wordt niet aangeduid, en ik dacht nu juist dat joden zo'n jajembajes gewoonlijk meden.
Terecht wordt boekhandel Joachimsthal aan het Europaplein vermeld, maar ik miste de zeer oude zaak van Emmering op de Nieuwezijds Voorburgwal, die toch altijd een indrukwekkende collectie judaica in voorraad heeft. Van origine joodse winkels als de Bijenkorf en de Bonneterie worden kort getypeerd, maar de Kalverstraat, waarover de joodse auteur Bernard Canter rond 1900 een prachtige joodse roman schreef, ontbreekt. Veel cultureel geïnteresseerde joden gingen naar het Concertgebouw. Orthodoxe joden meden de Matthaus Passion omdat de tekst als antisemitisch werd beschouwd. Middels een tekstje van Eduard van Amerongen wordt verteld dat op zaterdagavond vaak, nadat de uitvoering om halfacht was begonnen, toch een groepje vrome joden binnenkwam. Te laat omdat ze eerst de uitgang van de sjabbes moesten vieren. Vlak na het openingskoor kwamen ze dan naar binnen. Dat was ‘heel interessant’ om te zien, die ‘optocht’ van joodse seminaristen, ‘hele vrome mensen met baarden’. Ik zette er direct al een vraagteken bij. Terecht, want een oud-seminarist verklaarde mij dat van een ‘optocht’ geen sprake was. ‘We maakten er geen Lourdes-processie van. Overdreven legendevorming.’
Afgezien van deze kanttekeningen: een waardevol boekje, geschikt ook als aanvulling op de geschiedenis van de hoofdstad van Nederland.
■