Tijdschrift
Het dubbelnummer van Hollands Maandblad (1985-6/7) opent met een lang en gedegen essay van Jan J.M. van Dijk over Saul Bellow. Naast een uitvoerige beschrijving en analyse van zijn romans gaat Van Dijk in op de vraag in hoeverre het etiket ‘joods-Amerikaanse schrijver’ nog iets gemeenschappelijks aanduidt. De schrijver Norman Mailer bijvoorbeeld voldoet sociologisch gezien aan hetzelfde signalement als Bellow, maar de overeenkomsten in hun werk zijn zeer gering. Bellow zelf schreef over Mailer en diens literaire vaderfiguur Hemingway: ‘Most serious matters are closed to the hard-boiled. They are unpractised in introspection, and therefore badly equipped to deal with opponents whom they cannot shoot like big game or outdo in daring.’ Bellows hoofdperoonen hebben weinig branie-achtigs over zich. Van Dijk laat zien hoe bepaalde joodse tradities als de intellectuele manier van zich met godsdienst bezig te houden, doorwerken in de personen van Bellow, hoewel die in zijn latere boeken vaak niet eens meer van Joodse afkomst zijn. Bellows streven is erop gericht het humanisme te rationaliseren en in overeenstemming te brengen met de natuurwetenschappen. Een manier van denken die begonnen is bij Spinoza en doorloopt tot Koestler. Op illuminerende wijze weet Van Dijk de schim van Koestler uit Bellows romanfiguren en uit de discussies die ze voeren te destilleren. Van Charlotte Mutsaers drie charmante gedichten, waarvan er twee over een hond gaan. In ‘Palingdroom’ maakt een hond een eersteklas coupé van een trein onveilig door met een stinkende paling in zijn bek rond te lopen, waarna de zaak snel escaleert. In ‘Marche sombre des comcombres’ kijkt de dichteres als kind 's nachts uit haar raam: Zwarte komkommers zij aan zij/dragen zomaar een hondje voorbij. Vier witte poten wijzen omhoog,/de ruggegraat staat in een boog. De tekeningen die ze erbij maakte passen mooi bij
de argeloze gedichten die toch een dreigende ondertoon hebben. Ook Jan Siebelink in het verhaal ‘Je ziet de hele wereld langs komen’ is getuige van een vreemde gebeurtenis. Waarom laat Odysseus de episode met Nausicaä weg uit het verhaal over zijn avonturen dat hij aan Penelope in kort bestek doet? Deze vraag behandelt H. Drion in zijn stuk ‘Zeven manieren om naar een omissie te kijken’. Na het doornemen van de minder voor de hand liggende antwoorden komt Drion tot de (psycho)logisch meest juiste conclusie: consideratie met de echtgenote. Na een zwerftocht van negentien jaar was het verhaal van Nausicaä waarschijnlijk niet datgene waar Penelope op zat te wachten.
BEATRIJS RITSEMA a.i.