Tijdschrift
Geen Tamil, Surinamer of Vietnamese bootvluchteling figureert in het dubbelnummer ‘Het buitenland in het binnenland’ van De Gids 1985, 3/4. Ook is deze aflevering niet bedoeld als ‘vakantiespecial’ voor de thuisblijvers. In de eerste bijdrage ‘Migratie in historisch perspectief’ geeft W.H. McNeill spreek beurteninformatie à la The National Geographic Magazine, maar dan zonder de in dat tijdschrift immer prachtige plaatjes, over hoe de dominante, onbehaarde diersoort, onze voorouders dus, zich door de eeuwen heen in leven hield door steeds naar een ander, geschikter plekje te verhuizen. Ook Jan Lucassen houdt in ‘Vreemdelingen in Nederland, 1550-1950’ angstvallig de actualiteit buiten de deur. Zijn conclusie dat de Nederlandse samenleving al eeuwenlang werd gekenmerkt door kosmopolitisme vanwege haar relatieve rijkdom is weinig opzienbarend. Veel leesbaarder zijn de artikelen waarin de auteurs niet met zulke zevenmijlslaarzen door de geschiedenis stappen, maar een deelaspect van immigratie in Nederland belichten. Cees Cruson schrijft over het belastingvoordeel en andere gunstige vestigingsvoorwaarden, die Franse Hugenoten in Nederland werden aangeboden. Godsdienstige tolerantie ging hier hand in hand met doordachte ondernemingslust. Amusant en ook de moeite waard is Herman de Liagre Böhls artikel over de reacties in de Nederlandse pers ten aanzien van de omgang van vrouwen met Canadezen in de zomer van 1945. Ter vermaak van de bevrijders werden zwembaden, sportvelden, bioscopen, café's, restaurants, schouwburgen en dancings gevorderd en ingericht als ‘leave-centres’, alleen toegankelijk voor Canadese mannen en Nederlandse vrouwen. Op het moment dat het al te gezellig dreigde te worden, kwam de pen van onder meer ds. J.J. Buskes jr. in het geweer. Verder een leesbaar stuk over de assimilatie van de Indische Nederlanders en nog twee
historische bijdragen over de Armeense kolonie in Amsterdam in de zeventiende eeuw en over de joodse gemeenschap in Nederland in de negentiende eeuw. Gastredacteur Frank Bovenkerk bagatelliseert de problemen van de huidige buitenlandse werknemers in een tamelijk onzinnige vergelijking tussen de verhuizing van Zeeuwse boeren naar Rotterdam vanaf het begin van deze eeuw en de komst van Turken en Marokkanen naar Nederland vanaf de jaren zestig. De aanpassingsmoeilijkheden door plattelandsdialect en boerse gewoonten zet hij op één lijn met de problemen veroorzaakt door een volstrekt andere taal en volledig andere cultuur. Abram de Swaan geeft ten slotte in een synthetische bijdrage de essentie van het verschijnsel migratie.
EVA COSSEE