Spionageschool
Een Russische agent die in Aan de poorten van de hel als zodanig ontmaskerd wordt ziet er uit als een geboren Noor. Hij spreekt de taal perfect, met een ‘licht Osloos accent’ nog wel en hij gedraagt zich als iemand die zijn hele leven in Noorwegen heeft gewoond. De man blijkt te zijn opgeleid in de spionageschool bij Prakhova in de Sovjetrepubliek Basjkir. Daar verdiepte hij zich vier jaar lang in de Noorse cultuur, leerde er de taal en woonde in een huis dat een perfecte kopie van een Noorse woning was. De spionageschool bij Prakhova is geen fiction, maar science, stipuleert Corbett. ‘Dat weet ik absoluut zeker,’ zegt hij beslist. ‘Ik neem aan dat er op die manier daar ook spionnen worden opgeleid met Nederland als toekomstige bestemming. Misschien dat de Amerikanen hetzelfde doen, maar ik denk dat de Russen er beter in zijn. Ze pakken het zeer slim aan. Spionage is misschien wel het belangrijkste onderdeel van het militaire bedrijf geworden, het is de enige manier om erachter te komen wat zich in het andere kamp afspeelt. Zoals uit het boek blijkt zijn de mensen die dit werk doen niet in politiek geïnteresseerd. Ze oefenen gewoon een vak uit. Ik kijk ook niet op spionnen neer. Ze doen hun werk zoals alle mensen dat doen. Het industriële leven is ook vol van spionnen. Het is niet juist om ze te omschrijven als buitengewoon heldhaftig of slim. Moderne spionage heeft weinig meer met romantiek te maken, het is vooral een kwestie van techniek geworden. In het noorden van Noorwegen werden onlangs twee Russische spionnen opgepakt die daar als computerexperts werkten. Ze beschikten over een uitstekend alibi: ze waren gevlucht uit Oost-Duitsland en een van hen was daarbij zelfs gewond geraakt. Dat ze in Noorwegen terecht kwamen is niet zo verwonderlijk, dat land verschaft erg veel politieke vluchtelingen onderdak. In mijn boek valt te lezen hoe een geluidsband
met de stemmen van twee mannen die van spionage worden verdacht naar een laboratorium in Amerika wordt opgestuurd. Daar zijn ze in staat om vast te stellen of het werkelijk Oostduitsers zijn en zo niet, waar ze dan wél vandaan komen. In de Verenigde Staten bestaan inderdaad zulke laboratoria. In het geval dat ik beschrijf kon worden aangetoond dat ze niet uit de DDR, maar uit de Sovjetunie komen.’
In militaire vaktijdschriften werd de op ‘feiten’ gebaseerde thriller volgens Corbett zeer geprezen. Complimenten ontving de auteur ook voor de medische passages in zijn boek. Een hoogleraar, verbonden aan de universiteit van Oslo, voorzag hem van nuttige informatie over de gevolgen van nucleaire bestraling. In het boek wordt de uitvinding van het nieuwe geneesmiddel theriake minutieus beschreven: ‘een medicijn, samengesteld uit natuurlijke enzymen, dat gebruikt kan worden om de produktie van rode en witte bloedlichaampjes te stimuleren, als het beenmerg en lymfeklieren beschadigd zijn door drugs, medicamenten of radioactieve straling’. Het wondermiddel helpt tijdelijk, de patiënten knappen er een stuk van op, maar vinden uiteindelijk toch allemaal de dood. ‘Er is geen genezing mogelijk,’ zegt de schrijver ernstig. ‘Iemand die aan nucleaire straling wordt blootgesteld is gedoemd te sterven. Ook als hij niet bezwijkt aan de directe gevolgen van de straling, verliest hij het leven doordat hij niet immuun is. Bacteriën zullen hem vermoorden en daar valt met geen enkel medicijn iets tegen te doen.’
Nadat Anthony Corbett opnieuw heeft beklemtoond dal zijn boek ‘een waarschuwing aan de mensheid’ is antwoordt hij aarzelend op de vraag of hij de pacifistische beginselen huldigt. ‘I guess so,’ zegt hij. Haastig voegt hij er aan toe dat de Navo-partners de kruisraketten nochtans onverwijld een plaats op hun bodem dienen te geven, aangezien eenzijdige ontwapening...
‘U ziet, ik ben een realist,’ stelt de romancier vast.
■
Anthony Corbett, Aan de poorten van de hel. Uitgever: In den Toren, f 27,50