Precieus
‘Eten en erotiek’, de tweede aflevering van Creature Comforts, valt derhalve wel onder de definitie. In een begeleidend stencil wordt het tijdschrift een uitgave genoemd ‘die zich beweegt op het gebied van eten en drinken in kunst en cultuur. In dit tweede nummer staat de erotiek centraal.’ Dat zijn minstens twee afgesleten uitdrukkingen, die afbreuk doen aan de gesoigneerde en artistieke vormgeving en (‘computer’)-typografie. Er is kennelijk moeite gedaan om van deze gelimiteerde uitgave (500 genummerde exemplaren) een collector's item te maken voor liefhebbers van erotica. De esthetisch verantwoorde illustraties zijn van Henk Lotsy (een zeefdruk), Philip de Voogdt en Renée Zindler (ingekleurde fotokopieën en kleurenstencils), Barend van Herpe en Tobias Reymond (fotografie).
Inhoud en afbeeldingen zijn, helaas, eerder precieus dan zinnenprikkelend. Voor dat laatste weet ik wel compensaties, het eerste stelde me teleur. Kosten noch moeite werden, wat de druktechnieken betreft, gespaard, maar er zitten in de drie afgedrukte Shakespeare-sonnetten, ondanks de computertypografie, vier koeien van zetfouten.
Waarom werd een banaal stukje van Berthe Meijer over afrodisiaca (de geslachtsdrift stimulerende middelen) opgenomen, als er even verderop een veel geestvoller en verantwoorder artikel van Philip Mechanicus te vinden is over dezelfde oesters, ‘pommes d'amour’, champagne, artisjokken, aubergines, asperges en Spaanse vliegen?
Een ‘manifest’ van Peter Mertens over eet- en wellust (‘twee begrippen die stevig in onze cultuur zijn ingebakken’) is behalve onbeschaafd (‘neuken moet’; ‘het water loopt me in het kruis’) ook puberaal van meligheid: over een ‘vetzak, die, terwijl-ie zeehondenbout met zure regen zit te eten, onder tafel gepijpt wordt door een zwanger lesbisch dwergpoedeltje’. Overigens is Mertens niet de enige in het gezelschap die zich vrouwonvriendelijk betoont. Berthe Meijer (ten onrechte gespeld als Meier, en het is ook niet Hans maar Frans Kellendonk) heeft het over ‘de parterre-entree van de vrouw’, en stuurt in haar recept van pasta-tasjes gevuld met gepocheerde spinazie en oesters de ‘dame’ voor ongeveer anderhalf uur de keuken in. De ‘heer’ die op deze bewerkelijke lekkernij getrakteerd gaat worden, heeft, nadat hij de oesters heeft moeten openmaken, al die tijd niks te doen. Het zal hem, hoop ik, toch niet op verkeerde ideeën brengen?
Een serieuzer bijdrage is ‘Bij geloof en bijgeloof’ van Pieter Bouwman, een onderzoekje (met zero-resultaat) naar de leefregels van de cisterciënzer (ook dat wordt verkeerd gespeld) kloosterorde, die wel eens expres bedacht zouden kunnen zijn om eventuele lustgevoelens bij de kloosterlingen te ontmoedigen. Andermaal wordt de Zwaan van Avon verkracht: diens alleraardigste maxime over alcohol, dat ik ken als ‘It provokes the desire, but it takes away the performance,’ citeert Bouwman als: ‘Alcohol provokes the fantasy, but takes away the performance.’ Enigerlei bronvermelding ontbreekt.
Elders is de toon nu juist weer die van een pompeuze dissertatie: ‘zoals we later zullen zien’, en: ‘ik heb elders uiteengezet, waarom...’ Maar de twee artikelen waarin dat het geval is, zijn tenminste interessant en, zo te zien, redelijk betrouwbaar. René Jung schrijft over liefdeselixers in literatuur en muziek (Wagner, voornamelijk), en Benjo Maso inventariseert de scabreuze woorden in Chaucers Canterbury Tales. Maso vermeldt ook een pendant van Christine de Pisans Cité des Dames: Chaucers Legend of Good Women. Philip de Voogdt, uit Izegem, werd ondervraagd over zijn plannen om een opera te schrijven op basis van Brillat-Savarins Physiologie du goût, een plan dat, gegeven De Voogdts credo: ‘Je bent hier maar veertig of vijftig jaar, dan moet je toch eigenlijk flink keet maken, dat ze merken dat je er geweest bent’, niet helemaal serieus klinkt.
Naar ik me heb laten vertellen beschikt het Amsterdamse inne restaurant Beddington's over ‘separated rooms’, waarvan het me benieuwt of ze van dezelfde soort zijn als waar Norman Douglas waarderend over schrijft. Ze komen niet ter sprake in het gesprek dat K. Schippers had met Sylvia Weve, Maria Heiden en Jeannie Beddington over eten en erotiek. Het is een lang en zeurderig gesprek vol begripsverwarring over wat nou erotisch is en wat sensueel, en dat sommige mensen met een pruilmondje eten (‘die hoef ik niet in het restaurant’). De associatie die het gesprek oproept werd ooit scherp verwoord door Remco Campert: ‘Het was net alsof jullie een bord zand zaten leeg te eten.’
■