En verder:
De Engelse uitgeverij Jonathan Cape kondigt voor de komende herfst en het najaar verschillende nieuwe romans aan van auteurs wier werk ook meestal snel in Nederlandse vertaling verschijnt: Philip Roth schreef een epiloog, die ook als inleiding zou kunnen dienen, op zijn Zuckerman-trilogie: The Prague Orgy. Het is een novelle van 96 pagina's waarin Zuckerman in Praag geconfronteerd wordt met de vrouw van een schrijver wiens werk nooit gepubliceerd kon worden. De nieuwe roman van Doris Lessing, The Good Terrorist, heeft een titel die weinig te raden laat: jeugdige revolutionairen in een commune, en in het bijzonder Jasper en Alice, die te maken krijgen met hun eigen karakter, hun idealen en de realiteit van de KGB. Booker Prize-winnares Anita Brookner schreef een nieuwe roman met als titel Family and Friends; John Fowles, de schrijver van onder meer The Collector, schreef een roman die zich afspeelt in 1736, A Maggot, en Kurt Vonnegut een absurdistische roman waarvan men geen eenregelige karakteristiek kan geven zonder hem onrecht te doen: Galapagos. Lezers van The Observer, en dus van Clive James, kunnen zich verheugen op een vervolg van zijn autobiografie Unreliable Memoirs, die zich afspeelt in de jaren zestig: Falling Towards England. Bernard Levin, van wie vorig jaar Enthousiasms in het Nederlands verscheen, volgde de route van Hannibal door het Rhônedal, via de Alpen naar Italië, en zorgde dat hij van alles meemaakte voor Hannibal's Footsteps.
In september verschijnt bij Hanser Verlag een bijzondere uitgave van Goethes Italienische Reise door Michael Ruetz. Afgezien van Goethes tekst zal deze uitgave 120 kleurenfoto's bevatten van plaatsen die door Goethe worden beschreven. Het boek krijgt een groot formaat, vandaar de te verwachten prijs: DM 148, -.
27 miljoen Amerikanen kunnen in het geheel niet lezen, dat wil zeggen dat ze niet in staat zijn om de waarschuwing op een blik pesticide te ontcijferen. Geschat wordt dat vijftig procent van alle zeventienjarige zwarten in Amerika analfabeet is. Het aantal mensen dat zegt nooit ofte nimmer een boek te lezen, is in 1985 drie keer zo groot als in 1970. Dit zijn zorgwekkende ontwikkelingen. George Steiner linguïst en criticus, maakt zich echter nog meer zorgen om de afnemende leesvaardigheid van degenen die wél tot de geletterden gerekend moeten worden: in een lezing (de R.R. Bowker Memorial Lecture) die hij de afgelopen maand in New York hield en die is afgedrukt in Publishers Weekly van 24 mei j.l. onder de titel Books in an Age of Post-Literacy zegt hij dat tachtig procent van de studenten geen boek kan lezen zonder dat dat gepaard gaat met een of andere vorm van muzikale begeleiding of een tv waarvan het geluid zacht gezet is. Concentratie, stilte en eenzaamheid, de voorwaarden om een tekst tot je door te laten dringen, schijnen niet meer op te brengen te zijn. Steiner ziet de periode 1790-1914 als de gouden eeuw van het gedrukte, op grote schaal verspreide én gelezen woord. De informatierevolutie die niet zo lang geleden plaatsvond, maakt ogenschijnlijk de beschikbaarheid van literatuur veel groter maar werkt in feite slechts oppervlakkigheid in de hand. Volgens Steiner duiken we opnieuw de Donkere Middeleeuwen in, waarin het lezen alleen maar door een klein, elitair groepje beoefend zal blijven worden.