De Koloniën
vervolg ven pagina 13
en soms meer dan dat in zijn erotische poëzie bijvoorbeeld baboe Han. Dit gedicht begint met de woorden: ‘Zij is mijn allereerste lief geweest/een lijfmin als voor kinderen van vorsten’. Van Indonesische kant komen ook de gedichten van Rendra, Noto Soeroto, Chairil Anwar, Taufic Ismail en boven al Sitor Situmorang over zijn geboortestreek in Toba (Sumatra): ‘Te arm/Te hunkerend/Te dood/Deze dessa's van mij/Op de hoogvlakte: eenzame velden.’
‘Tekoe Omar en Tjoet Nja Din... Ja, die beide namen hadden hun klank in mijn kinderjaren, want ik ben in Indië geboren en ik heb leren lopen in Meulaboh (...) En toen wij daar weggingen, uit Meulaboh, mijn vader ternauwernood hersteld van een Atjehse dolkstoot in de buik, opgedaan bij een nachtelijk gevecht om een huis vol rebellen, toen moet ik, onbewust, in mij meegenomen hebben die hele na-sfeer van de Atjeh-krijg, de fantomen van soldaten en gewonden en gekettingde gevangenen, en de weergalm van een schildwachttroep, van een hoornsignaal en van die twee befaamde namen: Tekoe Oemar en Tjoet Nja Din.’
In deze woorden waarmee Madelon Székery-Lulofs in 1947 haar boek opende over de Atjehse heldin Tjoet Nja Din, klinkt door wie de schrijfster was: een mevrouw nog steeds onder de indruk van Couperus en stijlgenoten. En tegelijk een zeer onburgerlijk persoon, gefascineerd door de islam van Atjeh, de cultuur van die streek in Noord-Sumatra, de inheemse politiek, de cultuurschok die de kolonialen veroorzaakten, en het dagelijkse leven van een Atjeehs vorstinnetje: Din, de vrouw die tot het bittere einde de Knil-generaals Van Heutsz en Van Daalen tartte en weerstreefde. Dat was vlak voor het einde van de vorige eeuw. In 1900 werd de vader van Madelon Székely-Lulofs koloniaal ambtenaar in het Atjehse. Székely-Lulofs schreef haar boek in de stijl van de opening: als een epos versierd met Jugendstilranken. Veel erin is fantasie, maar fantasie op basis van documentatie: de literatuurlijst achterin is niet gering. Historici halen hun schouders op voor zulke boeken, ik weet het. Maar het genre - de vie romancée - is niet zo verachtelijk: ook historici interpreteren, al proberen ze dat soms te verbergen. Tjoet Nja Din - een mooi ouderwets boek, van een vrouw die zich natuurlijk niet voor niets verwant voelde met dat hardnekkige vorstinnetje.
■