Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Astaire The Man, the Danser With comments by Fred Astaire door Bob Thomas Uitgever: Weidenfeld & Nicolson, 340 p., f 50,65
| |
Ginger RogersNatuurlijk is die vanzelfsprekendheid schone schijn. Alle verhalen over zijn ijzeren perfectionisme, eindeloze training, weken- tot maandenlange repetities voor een enkel dansje zijn inmiddels genoegzaam bekend en ook het feit dat het ondanks hun perfecte harmonie in beeld vaak helemaal niet boterde met zijn partners en het minst van al met Ginger Rogers die nauwelijks kon dansen en alleen dank zij hem die indruk wist te wekken. Toch is hij door die allure van gemak de maat gebleven voor alle dansers sindsdien, ook in geheel andere genres, van Nureyev tot Barichnykov. Tegelijk maakt hem dat ondankbare stof voor biografen, want wat valt er te melden over een gedisciplineerde harde werker met een degelijk privé-leven die ook nog te veel heer is om iets direct onvriendelijks te zeggen over zijn tegenspeelsters? Wat voor schitterende resultaten die voorbeeldigheid en gebrek aan pretenties ook op het celluloid mag hebben gehad, het levert uiterst saaie leesstof op. Bob Thomas - de zoveelste die het heeft geprobeerd - had het voordeel van de medewerking van Astaire zelf, die nu op een leeftijd is gekomen dat hij met enige afstandelijke waardering kan terugkijken op zijn vroegere verrichtingen - in tegenstelling tot zijn eerdere onvrede met al zijn prestaties waardoor hij er helemaal geen aandacht en woorden aan wilde besteden - zodat hij zijn boek kon larderen met eigen commentaren van het onderwerp. De winst blijkt gering, het verschil tussen zwijgen en steeds opnieuw verwoorden dat hij alleen maar zijn best probeerde te doen. Daar staat tegenover dat er meer dan in andere publikaties aandacht is voor zijn aanvankelijke theaterloopbaan als partner van zijn iets oudere zuster Adele, die hem door haar huwelijk met een Britse Aristocraat noodzaakte tot een heroriëntatie van zijn carrière.
Fred Astaire en Dolores Del Rio in Orchids in the Moonlight
Minder bekende feiten, maar het beeld van alleen maar de harde werker blijft hetzelfde, ook in de verslagen over zijn televisieshows na zijn zestigste toen filmmusicals een dood genre waren (en - ondanks de huidige schijn van het tegendeel - zijn gebleven). Er zijn niettemin een paar opmerkelijke details: Astaires aanvankelijke mening dat dansen op het filmdoek níét zou kunnen werken en snel zou vervelen en zijn misnoegen dat hij in Flying down to Rio drie in plaats van één dansnummer bleek te krijgen. Het feit dat, hoewel over de samenwerking met zijn zuster geen wanklank werd geregistreerd, hij zich daarna levenslang heeft proberen te verzetten tegen het idee de helft van een duo te zijn (dat moet minstens één punt van overeenstemming zijn geweest met Rogers). Zijn - verder niet toegelichte - aversie tegen klassiek ballet, die hem choreografen met zo'n achtergrond en de Engelse Moira Shearer als danspartner deden weigeren: ‘Ik weet at ze geweldig is, maar wat zou ik verdomme met haar moeten doen?’ Zijn enthousiasme voor rollen in - meestal onbeduidende - films waarin hij niet hoefde te dansen, die een zekere frustratie als acteur zouden kunnen doen vermoeden, óók gegeven het feit dat hij zich geen filmcarrière ah danser had voorgesteld. Thomas vraagt er echter niet naar. | |
PerfectionismeHij onthoudt zich van het vermoeiende hijgerige toontje van de meeste Hollywood-biografieën - inclusief degene die hij zelf eerder schreef - dat alles wat de ster doet welgedaan is, al heeft hij in dit geval ook weinig om goed te praten. Hij onderstreept het belang van Astaire als song-interpreet voor wie Cole Potter, Irving Berlin, George Gershwin, Harold Arlen en Jerome Kern meer evergreens componeerden dan voor welke andere vocalist ook, maar gaat daar nauwelijks op in buiten plichtmatig geciteerde complimenten. De aandacht die hij aan de films geeft is evenredig aan hun bioscoopsucces of hun eventuele latere herwaardering, maar aan opmerkelijke of baanbrekende momenten in minder geslaagde films gaat hij voorbij, zoals de eerste dramatische danssolo in The sky's the limit - waarin Astaire op Arlens One for my baby uit frustatie een hele bar aan diggels danst. Dan zijn er weer wel vele pagina's besteed aan de hoogst middelmatige films samen met Bing Crosby, waarvan het succes uitsluitend aan Grosby te danken moet zijn geweest want Astaires aandeel was vrijwel te verwaarlozen. In zijn herkauwen van de grotendeels bekende feiten blijft hij aan de bewonderende oppervlakte, ook omdat hij aan partners en medewerking nauwelijks iets anders heeft weten te ontlokken dan loftuitingen over zijn perfectionisme. Misschien valt er ook niet meer te melden, hoewel Arlene Crose in haar Fred Astaire & Ginger Rogers book uit 1952 met haar gedetailleerde informatie, beschrijvingen en analyses van die films wel iets van het wonder wist te verwoorden. Jammer dat ze de talrijke en soms betere films nadien - zoals The bandwagon, een meesterwerk in alle opzichten - niet behandelde. Thomas vermeldt conflicten, temperamenten en problemen tijdens de opnamen, maar vergeet op het resultaat in te gaan. Wie niet eerder over Astaire las en alleen zijn meest bekende films heeft gezien, heeft meer aan Thomas' boek dan aan alle andere die nu nog te krijgen zijn en ontvangt als bonus een kasteelromanachtig verslag over de hofmakerij van de huidige mrs. Astaire aan de vijfenveertigjaar oudere ster (jawel hoor, ze hééft een vadercomplex). Misschien kan men het verschil tussen hem en de andere dansers aflezen aan Astaires kribbige reactie op de mededeling dat Gene Kelly hun duo in de film Ziegfeld Follies zo ‘weinig eisend’ had gevonden: ‘Hoezo, “weinig eisend”? Hebben we samen soms niet de vonken er vanaf gedanst? We werden verondersteld een populair duo te vormen. Tenslotte pretendeerden we niet dat we met 'aprèsmidi d'une faune bezig waren, verdorie!’ Een ander citaat geeft aan waarom Thomas er beter helemaal niet aan had kunnen beginnen. Astaire vertelt dat de uitgevers zijn autobiografie Steps in time uit 1959 niet pittig genoeg vonden: ‘Er is gewoon geen peper in mijn leven, zie je. Misschien maakt mijn leven een saai verhaal, maar ik vind niet dat ik een saai leven heb gehad omdat ik altijd bezig ben gebleven. En mijn werk heb gedaan, dat is alles.’ Weliswaar laat hij Hermes Pan - Astaires repetitiepartner, stimulator en choreograaf - hierbij aantekenen dat niemand zo lang aan de top blijft door alleen maar minzaam en ijverig te zijn en dat daar heel wat meer voor komt kijken, over dat ‘meer’ blijkt niemand iets te kunnen of durven melden. ■ |
|