Een begrotelijke liefhebberij
De wereld van het naslagwerk
Lexicon Nederlandstalige auteurs samenstelling Josien Moerman Uitgever: Het Spectrum, 272 p., f 14,90
Deutsches Literatur-lexikon derde editie, tot en met deel 9 verschenen Uitgever: Francke Verlag, prijs per deel oplopend van f 172,50 (1) tot f 341, - (9)
Dictionnaire des Littératures de langue Française Uitgever: Bordas, drie delen, 2637 p., f 418,20
Victor Hugo (...) dictionnaire de sa vie et de son oeuvre door Philippe Van Tieghem Uitgever: Larousse, 256 p., f 43,50
Boudewijn Büch
Om de een of andere reden wordt mij vaak gevraagd: ‘Weet u welke encyclopedie de beste is?’ Ik heb daar geen antwoord op omdat ik geen moderne encyclopedie bezit. Ruimtevaarders en computerkunde vermogen mij niet te boeien. Obscure negentiende-eeuwse typen des te meer. Daarom bezit ik een negentiendeeeuws Brockhaus' Konversationslexikon en een stokoude, uiteenvallende Winkler Prins. Deze beide werken blinken niet bepaald uit door kritisch vermogen of nauwkeurigheid. Maar je vindt er tenminste iéts in over een derderangs essayist of nu geheel vergeten dichter. Natuurlijk vind je er weer niets in over recente debutanten in de vaderlandse letterkunde zoals Adriaan van Dis of René Stoute. Scriptieschrijvers willen echter gaarne weten wanneer deze heren geboren zijn en wat ze (misschien) nog meer schreven. Om mij even te beperken tot Nederland: waar vind je in een handzaam boek iets over moderne schrijvers?
Uiteraard in de Moderne encyclopedie van de wereldliteratuur (tweede, herziene druk vanaf 1980) doch om daarin te komen moet je toch wel de statuur hebben van een Achterberg of Vondel. Schrijvers van kleiner formaat of van recentere datum kun je vaak met enig goed gevolg opzoeken in Lexicon van de moderne Nederlandse literatuur (tweede, herziene druk 1981). De samenstellers van dit werkje lieten echter nogal wat steken vallen. Verheugd sprong deze lexicofiel dus op toen hij in de boekhandel Josien Moerman: Lexicon Nederlandstalige auteurs zag liggen. Mevrouw Moerman blijkt ontzettend veel schrijvers te hebben opgenomen, ook al zijn zij van het minste allooi. Dat siert haar; een lexicon behoort geen voorkeuren uit te spreken maar zo veel mogelijk informatie te verstrekken. Dus vond ik na het lemma Anton Korteweg, de schrijver Toon Kortooms. En na Toon Hermans W.F. Hermans.
Nadere bestudering van Moermans werkje deed mijn aanvankelijke vreugde omslaan in diepe weemoed. Waarom worden naslagwerken in Nederland toch bijkans altijd beschouwd als werk voor tussen de middag? Het werkje is verschenen bij Het Spectrum en dat feit had mij eigenlijk al moeten waarschuwen. Deze uitgeverij is reeds jaren in staat - na een groots verleden - om allerlei prulwerk op de markt te brengen. En dat geldt dus ook voor Josien Moermans boekje dat een waardige opvolger is geworden voor K. ter laans Letterkundig woordenboek (1952) dat, zoals Bernt Luger onlangs nog terecht in Het oog in 't zeil (februari) beweerde: ‘Een slechte naam heeft gekregen en vooral behouden.’ Inderdaad bevat Ter Laans compendium op iedere bladzijde nagenoeg twintig fouten, inconsequenties en omissies. Mevrouw Moerman is de nieuwe Ter Laan!
Wat voorbeelden: bij Frits Hopman staat dat hij ‘leraar Engels’ was. Klopt. Bij Anton Korteweg staat ‘studeerde Nederlands en literatuurwetenschap’. Klopt ook, maar was hij dan geen leraar? Ja hoor, dat was hij zeker. Bij Ferry Hoogendijk staat dat hij ‘promoveerde in 1971’. Bij W.F. Hermans wordt niet vermeld dat hij ooit promoveerde; tóch deed hij dat in 1955 op Description et genèse des dépôts meubles de surface et du relief de l'Oestling. Bij Inez van Dullemens meesterwerkje Vroeger is dood wordt geschreven dat het gaat ‘over de dood en aftakeling van een ouderpaar’. Als Moerman alleen maar de achterflap van dit boek uit 1976 had gelezen, zou ze weten dat het over Van Dullemens eigen ouderpaar ging. Zal ik doorgaan? Nee; op dit dan nog na: ik ben niet geboren in 1949 maar een jaar eerder, ben geen ‘romantisch dichter’ en mijn studie De geschiedenis van het druggebruik in de Nederlandse letterkunde (etc.) is nooit verschenen als zelfstandige publikatie. Mevrouw Moerman zal misschien bedoelen een bijlage van VN die ik in 1978 schreef onder een iets andere titel.
Het maken van lexica is een pokkenwerk waarbij fouten niet te vermijden zijn. Josien Moerman lijkt echter de bedoeling te hebben gehad bewust fouten te maken; zo ridicuul is soms de waninformatie die zij verstrekt. Deze opmerking brengt mij direct in de wereld van het naslagwerk. Over dat terrein op zich bestaan ook weer naslagwerken. Indien men zou kunnen spreken van ‘meeslependheid’ in de lexicawereld (en dat mag wat mij betreft) dan is Meyers grosses Bücherlexikon het meeslependste. Hierin worden (tweede druk 1969) 90.000 lexica, standaardwerken, enzovoorts, ‘nach Lexikonstichwörtem’ opgevoerd.
Nu zijn Duitsers meesters in de encyclopedische kunst. Om mij te beperken tot letterkundige lexica: Wilhelm Kosch' arbeid kan niet genoeg geprezen worden. In 1930 deed hij in Halle een tweedelig Deutsches Literatur-Lexikon het licht zien. Hij verliet zijn vaderland vanwege de Neurenbergse Wetten en vestigde zich in Nijmegen. Zijn huis werd aldaar in 1944 gebombardeerd maar hij kon het materiaal voor een tweede editie redden. Deze verscheen tussen 1949 en 1958 in vier delen en bevatte naast schrijversnamen ook algemenere lemma's. Daarvan verschijnt al weer een nieuwe editie die uitsluitend schrijverslevens plus bibliografie geeft en waarvan tot op heden negen delen beschikbaar werden gesteld.
Kosch is overleden maar zijn werk wordt voortgezet op een wijze die mateloze bewondering afdwingt. Met recht kan men de derde editie van het Deutsche Literatur-Lexikon een ‘biographisches und bibliographisches Handbuch’ noemen. Tientallen geleerden hebben ‘de Kosch’ gemaakt tot een uitputtend standaardwerk waarin Hitler als auteur wordt opgevoerd - hij schreef; waar of niet? -, de bibliografieën meer dan kostelijk zijn en soms een geboortedatum of sterfjaar ontbreekt. Dat mag men ‘de Kosch’ niet kwalijk nemen: wanneer dit volumineuze standaardwerk iets niet weet, dan weet niemand het. Goedkoop is het niet; bij de voltooiing zal de Nederlandse koper zo'n tienduizend gulden hebben neergeteld.