La lionne du boulevard door Alexandra Lapierre Uitgever: Robert Laffont, 402 p., f 39,95
Aya Crébas
Onder het motto ‘Le passé a l'avant-garde’ wijdde het blad Jardin des Modes vorig jaar december een heel nummer aan het allernieuwste modeverschijnsel: de geschiedenis. Jardin des Modes is een blad met stijl dat zich niet geneert voor een luchtige benadering van serieuze onderwerpen. Zo kunnen de lezeressen een trui breien in het kader van het Victor Hugo-jaar 1985. Maar omgekeerd worden ook frivoliteiten serieus genomen. Zo is daar een betoog over de opkomst en de - voorspelde - ondergang van de damesonderbroek. Een kledingstuk dat pas aan het einde van de vorige eeuw door enkele gedurfde Parisiennes werd geïntroduceerd en nu op zijn retour lijkt - althans zo verzekert ons de auteur, Alexandra Lapierre. En zij kan het weten, want niet alleen werkt ze aan een proefschrift over de femme fatale in de Franse literatuur van de negentiende eeuw, maar bovendien is haar eerste roman La Lionne du Boulevard gelokaliseerd in de Parijs demi-monde van die tijd.
Dat boek is in Frankrijk een best-seller en heeft alles te maken met Lapierres promotie-onderzoek, al wordt dat nergens met zoveel woorden gezegd. Het verhaal gaat over de lotgevallen van een onschuldige arbeidster en volgt haar ontwikkeling tot berucht courtisane, Céleste Mandragore. Het is haar grootste droom om uit het souterrain van het naaiatelier te mogen verhuizen naar de wereld daarboven: de winkel met zijn prachtige japonnen. Helaas wordt ze ontslagen, mede vanwege haar trots en felheid. Ze moet zich zien te redden: steun van familie krijgt ze niet. Ze wordt danseres in een openbare dansgelegenheid: het Bal Mabille dat in heel Parijs beroemd is alleen al om de duizenden gaslichtjes. Zo komt ze van het een in het ander. Ze koketteert met bohémiens als Baudelaire en frequenteert het Café Anglais en La Maison Dorée. Ze is mooi en nog steeds trots. Maar aan dat succes komt een einde door de revolutie van 1848 die haar ruïneert en gehavend achterlaat. Noodgedwongen belandt ze in de prostitutie. Letterlijk en figuurlijk een slavenbestaan: de meisjes hebben schulden aan de madam omdat ze voor hun onderhoud hoge onkosten moeten maken. Céleste vecht zich naar de positie van de meest gevraagde prostituée. Om haar felheid en - gespeelde - passie krijgt ze de bijnaam La Lionne. Zo wordt ze ontdekt door de directeur van het Hippodrome die haar schulden aflost om haar in het paardencircus te kunnen laten optreden. Zij aan zij strijdt ze in paardenrennen - halfnaakt - met andere jonge vrouwen voor de ogen van tout Paris. Opnieuw maakt ze furore en ditmaal definitief.
De bijnaam die haar danspartner Brididi haar achteloos heeft gegeven, La Mandragore, krijgt nu zijn eigenlijke betekenis. De naam is ontleend aan een plant de mandragora die naar de anekdote wil alleen groeit onder de galg en die haar levenssappen peurt uit het zaad van de gehangenen. La Mandragore wordt beroemd en berucht. Zij is de minnares van mannen van naam onder wie de dichter Théophile Gautier, de politicus de graaf De Morny en de journalist Girardin. Ze is puissant rijk en kan alles kopen wat ze wil, behalve dat ene waar ze van jongsaf al naar verlangde: respect. ‘Een arme vrouw die iets wil bereiken wordt een gevallen vrouw,’ vat één van haar lotgenotes dat bondig samen. En een gevallen vrouw is iemand die een gebied betreedt van waaruit geen terugkeer mogelijk is. Zelfs niet via een adellijk huwelijk - Céleste wordt op een gegeven moment de gravin De Chamoire - zelfs niet door geparenteerd te zijn aan Bismarck zoals ze dat is door haar tweede huwelijk. Maar al kan ze niet rekenen op respect, macht heeft ze wel, niet alleen als ‘femme fatale’ over de harten van mannen maar ook als een scherpzinnige vrouw met invloed die op een gegeven moment reikt tot in de landspolitiek. De leerschool van vernederingen die ze achter de rug heeft, heeft haar een ijzeren zelfbeheersing bijgebracht, die ze effectief maakt door mannen te manipuleren via uiterlijk vertoon en temperament.
Het boek La lionne du Boulevard leest als een spannend verhaal en heeft de degelijkheid van een wetenschappelijke studie. Achterin is een uitgebreide literatuuropgave te vinden en worden enkele bronnen vermeld. Verder is er zoiets als een fotoalbum opgenomen met plaatjes van een aantal van de genoemde personen en plaatsen. Impliciet omvat het boek een aantal zeden- en karakterschetsen (Alexandra Lapierre spreekt zelf van ‘iconografieën’) die gekenmerkt worden door een grondige precisie ten aanzien van het historische materiaal én een grote aandacht voor zintuigelijke impressies. Parijs als ‘hoofdstad van de negentiende eeuw’ komt tot leven met zijn cafés, boulevards en theaters; met zijn dandy's, dames, politici, journalisten en courtisanes. Maar ook het donkere Parijs met zijn gevaarlijke buurten, bordelen, kleine winkeltjes en modderige straten. Het boek is origineel van opzet door de vermenging van fictie en realiteit.
Er zou van een vie romancée sprake kunnen zijn, ware het niet dat de hoofdpersoon zelf fictief is; Céleste Vainart is een creatie van de auteur. Zij is als het ware samengesteld uit de vrouwen aan wie het boek is opgedragen: Céleste Mogador, Apollonie Sabatier, Alice Ozy, Cora Paerl, Thérèse de Païva en andere historische courtisanes. Céleste, bijgenaamd La Mandragore, lijkt verwarrend veel op Céleste Mogador: een groot aantal gebeurtenissen uit het leven van deze beroemde courtisane hebben Alexandra Lapierre geïnspireerd tot haar heldin. Toch kan het boek niet gelezen worden als een verkapte biografie van La Mogador, als was het alleen maar omdat zij en haar graaf De Chabrilian werkelijk van elkaar gehouden hebben. Wat betreft haar ongelukkige levensloop en haar einde lijkt Céleste Mandragore meer op de beruchte La Païva, die later inderdaad geparenteerd was aan Bismarck.
Deze vermenging van fictie en realiteit is op een bepaalde manier een nadeel. Ik kreeg tenminste de behoefte om na te gaan wat van bepaalde gebeurtenissen de ware toedracht kon zijn. Een nieuwsgierigheid die de spanning van het verhaal zelfs af en toe brak. Overigens heeft Alexandra Lapierre het de lezers die willen weten welke voorvallen aan welk leven ontleend zijn gemakkelijk gemaakt door enkele boeken speciaal aan te bevelen zoals The Courtesans van Joanna Richardson (1967).
Twee kamermeisjes laten met behulp van stokken de japon neer over de crinoline
Een vergelijking tussen biografisch materiaal en roman laat zien dat Lapierres werkwijze niettemin een groot voordeel heeft: dwars door de wisselvalligheden van al die levens heen worden bepaalde patronen duidelijk. Die worden op zo'n manier naar voren gehaald dat het individuele lot wordt overstegen. Alexandra Lapierre heeft zo indirect een reeks van ideaaltypen gecreeërd: dat van de grisette, het vriendinnetje van de bohémien, van de prostituée, van de actrice/amazone en van de ‘grande horizontale’; de courtisane. Deze publieke vrouwen hebben in het negentiende-eeuwse Parijs een grote invloed die via bepaalde kunstwerken voortduurt tot op vandaag. Met name in de operawereld is die terug te vinden: zoals in Pucchini's La Bohème met de grisettes Mimi en Musette (naar het boek van Henri Nurger uit 1848). In La Traviata van Verdi is Alexandre Dumas' verhaal over een courtisane La Dame aux Camélias tot uitgangspunt genomen. Céleste Mogador zou bovendien Bizets muze zijn geweest toen hij de opera Carmen componeerde. Vooral Apollonie Sabatier is een ‘femme inspiratrice’ voor kunstenaars, onder wie de dichter Théophile Gautier en de beeldhouwer Auguste Clésinger. Haar schoonheid en onbereikbaarheid hebben Charles Baudelaire geïnspireerd bij het schrijven van Les Fleurs du mal.
Door het werk van deze kunstenaars - die allen figureren in La Lionne du Boulevard - zijn deze vrouwen vereeuwigd, vaak als het type van de femme fatale: een wezen tussen droom en nachtmerrie. Alexandra Lapierre laat zien hoe dit efemere wezen geënt is op vrouwen van vlees en bloed. De fataliteit die aan deze vrouwen toegschreven wordt heeft veel te maken met een grote ambivalentie tegenover seksualiteit, zoals de dubbelmoraal in meer algemene zin tot het beeld van de gevaarlijke vrouw heeft bijgedragen. Maar ook de publieke vrouwen zelf wisten er wel weg mee. Net als ‘La Mandragore’ kweken zij dikwijls welbewust de schijn van onbereikbaarheid. Daartoe exploiteren zij bepaalde persoonlijke eigenschappen: dat kan een scherpe geest zijn of stijl volle chic, exotische excentriciteit of juist een volks naturel. Vaak gaat het om vrouwen die helemaal niet mooi zijn (zoals ook de foto's in het boek uitwijzen), maar die op de een of andere manier opvallen. Ze moeten zorgen dat ze gesignaleerd worden: door de pers en tijdens hun optredens: in de theaters, op de boulevards en in het Bois de Boulogne. Voor de mannen - zo rond het Tweede Keizerrijk - is het een ‘must’ om een grote courtisane te mainteneren, en zij spenderen enorme vermogens aan deze vrouwen.
La Lionne du Boulevard is een ontnuchterend portret van de femme fatale, een historische roman met een ideaaltype als hoofdpersoon. Het is vooral ook een boeiend vertelde geschiedenis die is geschreven met veel gevoel voor sfeer en detail. Op een bepaalde manier doet het boek denken aan de japonnen van die tijd: het corset en de crinoline - zeg maar discipline - gaan schuil onder een luchtige en kleurrijke presentatie.
■
Aya Crébas heeft andragogie gestudeerd en is free-lance journalist.