[Nummer 12 - 23 maart 1985]
Ter zake
Rudie Kagie
Het had weinig gescheeld of de Franse douane was opgetreden als censor van wat in Nederlandse boekwinkels te koop wordt aangeboden. Wie het werk van de tekenaar Willem - pseudoniem van de te Parijs woonachtige Bernard Holtrop - kent, is op de hoogte met zijn morbide belangstelling voor gruwel en geweld. In het nieuwe album Lust en strijd, dat volgende maand bij de Harmonie verschijnt, gaat Willem verder dan hij ooit ging: lijken uit een concentratiekamp worden door nazi's als propeller voor een helikopter gebruikt, de Führer ondergaat orale bevrediging van twee jonge Germanen in uniform, een militaire nazi onaneert in een gat van het doodshoofd van een verslagen vijand. ‘Dit boek toont voor het eerst en zonder valse schaamte (want geheel in kleur) de simpele waarheid over de schrijnende sleuteljaren van onze eeuw,’ waarschuwt de flaptekst. Gelijktijdig met de Nederlandse editie werd de Franse uitgave van het boek in Italië gedrukt. Bij de expeditie van de oplage ontstonden problemen. ‘De Franse wetgeving op dit punt zit merkwaardig in elkaar,’ ondervond Bernard Holtrop: ‘Buitenlandse import is gevaarlijker dan wat er binnenlands wordt vervaardigd. Bij de Italiaanse grens kon het voor Frankrijk bestemde deel van de oplage daarom zonder problemen vervoerd worden, over de voor Nederland bestemde boeken deed de douane aanvankelijk heel lastig. Men vond dat dergelijke voor de export bestemd drukwerk eigenlijk niet kon worden ingevoerd. Pas na rijp beraad kwam er toestemming om de pakken met boeken door te laten. De emballage mocht in Frankrijk onder geen enkele voorwaarde verwijderd worden. De douane ging akkoord, zeiden ze telefonisch, maar wel onder protest, “gezien het pornografische karakter en het militante nazisme” van de tekeningen. Jammer genoeg hebben de heren hun bezwaren niet in een brief toegelicht. Dat soort dingen
doen ze uitsluitend telefonisch.’
‘Voor een auteur is een prijs die niet wordt toegekend veel lucratiever dan een prijs die wel wordt uitgereikt,’ stelt Querido-uitgever Ary Langbroek handenwrijvend vast. Vorige week vrijdag verscheen in een oplage van tienduizend exemplaren een herdruk van Opperlandse taal en letterkunde, terwijl dank zij de affaire-Hugo Brandt Corstius van dezelfde Querido-auteur De Encyclopedie en Grijsboek al wekenlang in de boekentoptien genoteerd staan. Het idee om de achtergronden van de geweigerde staatsprijs op te tekenen in een boekje ten behoeve van het nageslacht heeft Querido ‘voorlopig in de ijskast gezet’, omdat uitgeverij Joost Nijsen ‘een fractie sneller’ was met het begin deze week verschenen De kroon op het kwetsen. Het ministerie van WVC signaleerde de afgelopen weken een plotseling sterk stijgende vraag naar Een onderzoek naar de geschiedenis en de toekomst van staatsprijzen voor cultuur, een gratis verkrijgbare publikatie uit 1981. De auteurs van het werkje concludeerden destijds: ‘Prijzen is mensenwerk en in de praktijk is hier geen verschil tussen overheid of particuliere instelling/persoon als uitreikende instantie.’ Bij de Staatsuitgeverij verschijnt komend najaar een lijvig Repertorium van een eeuw literaire prijzen in Nederland. Helaas bestrijkt deze inventarisatie de periode tot 1982 zodat over de recente commotie rond de P.C. Hooftprijs hierin niets te vinden zal zijn. Met de samenstelling van het naslagwerk werd lang geleden begonnen door H.J. Michaël, die van 1947 tot 1973 secretaris van de P.C. Hooft-jury was. Na zijn overlijden werd het karwei voltooid onder auspiciën van het Letterkundig Museum. De werktitel die
Michaël voor het boek bedacht, Lof, eer en de prijs, wordt door zijn opvolgers niet overgenomen.
‘Stomverbaasd’ was Marja Brouwers, auteur van de vorig jaar verschenen debuutroman Havinck, toen zij uit de krant vernam dat zij evenals Ger Thijs - auteur van de debuutroman De huilende man - een ‘eervolle vermelding’ had gekregen van de jury van de Geert-Jan Lubberhuizenprijs. De onderscheiding, een bedrag van tienduizend gulden, werd vorige week uitgereikt aan Hermine de Graaf voor haar verhalenbundel Een kaart, niet het gebied. Brouwers en Thijs waren niet voor deze plechtigheid in de Nieuwe Kerk in Amsterdam uitgenodigd. Sterker nog: officieel weten zij nog steeds van niets. Dat hun naam eervol in het juryrapport wordt genoemd is hun slechts uit de media bekend. ‘Ik heb inmiddels begrepen dat het boek van Ger Thijs en van mij in dat rapport gesignaleerd worden als heel goede debuten. God mag weten waarom ze dat zo hebben opgeschreven, het lijkt mij dat ze er beter maar geen stof over hadden kunnen doen opwaaien,’ zegt Marja Brouwers. Ze prijst zich gelukkig dat de keus op iemand anders viel: ‘Het zou veel mensen in het verkeerde keelgat geschoten zijn als een boek dat toch al aardig verkoopt ook nog eens met zo'n smak geld zou worden beloond. Ik hoorde laatst al iemand opmerken: vorig jaar gaf Martin Ros de Anton Wachterprijs aan Tessa de Loo, nu gaat de Geert-Jan Lubberhuizenprijs naar Marja Brouwers die bij De Bezige Bij zit. Ik ben blij dat het zo niet is gelopen, ik weet zeker dat de sabels al klaar lagen om erdoorheen te prikken als het gebeurd zou zijn.’ Het idee om twee debutanten eervol te vermelden was afkomstig van jurylid Gerrit Borgers, die dit ‘altijd een belangrijk onderdeel’ van de - afgeschafte - Reina Prinsen Geerligs-prijs had gevonden.
Martin Mooij, secretaris van de Marten Toonder-stichting die de Geert-Jan Lubberhuizenprijs jaarlijks zal toekennen, noemt het ‘jammer’ dat er geen drie prijzen te verdelen zijn. ‘Overigens is het niet juist om in dit verband van eervolle vermeldingen te spreken,’ corrigeert hij. ‘Er is gezegd dat de boeken van Thijs en Brouwers ook twee debuten zijn die de jury waren opgevallen.’
Allert de Lange Beheer zal boekhandel Boonacker in de Amsterdamse P.C. Hooftstraat voortzetten. De winkel - nu nog gespecialiseerd in wenskaarten - verandert binnenkort drastisch van karakter. Het wordt het ‘filiaal-zuid’ van de Allert de Lange-zaak aan het Damrak: een gerenommeerd adres voor bellettrie uit binnen- en buitenland en boeken over kunst. Twee jaar geleden opende Allert de Lange Beheer de reisgidswinkel A la carte aan het Spui, een jaar daarvoor werd kunstboekenwinkel Premsela overgenomen. ‘Uitbreiding ligt in onze long-term-filosofie,’ zegt algemeen directeur G. Beijering.
Zijn analfabeten ontvankelijk voor ironie? Die vraag doet voorhoofden fronsen nu er gedonder is ontstaan over het boekje De vis dat Hans Dorrestijn schreef om volwassenen te leren lezen. Het is een simpel verhaal over een slordige man die een nette vrouw trouwt, maar het na verloop van tijd op de heupen krijgt van haar overdreven zindelijkheid en dan worden er borden, stoelen en planten door de huiskamer gesmeten. Een smakeloos, stuitend en bovenal seksistisch thema, vonden diverse organisaties. Ze deden hun beklag over het boekje bij onder meer staatssecretaris Kappeyne van de Coppello van Emancipatiezaken en de Stichting Volwasseneneducatie die het in samenwerking met De Horstink uitgaf. De Vereniging van Vormingswerk voor en door Vrouwen, stichting de Ombudsvrouw en de Rooie Vrouwen willen dat de gewraakte miniatuurroman (veertig pagina's, grote letter) uit de roulatie wordt genomen. De actiegroep Man Vrouw Maatschappij maakte een uitvoerige tekstanalyse en concludeert cryptisch: ‘Het kwalijke is dat de suggestie wordt gewekt dat hier de traditionele rolverdeling ter discussie wordt gesteld.’ De Nederlandse Vereniging voor Vrouwenbelangen schrijft ‘dat juist het soort vrouwen dat aan een alfabetiseringscursus meedoet niet door dit soort humor heenprikt’. Hans Dorrestijn spreekt van een ernstige vorm van betutteling, hij heeft een ‘brief van drie kilometer’ klaarliggen vol tegenargumenten. Die zal hij pas versturen als hem van overheidswege om een toelichting wordt verzocht, maar tot dusver gaf de staatssecretaris geen gevolg aan de oproep met krachtige hand tegen het werkje op te treden. ‘Er wordt net gedaan alsof analfabeten debielen zijn,’ vindt Dorrestijn. ‘Ik heb pas een lezing gehouden voor analfabeten in Nijmegen.
Ze reageerden heel enthousiast. Zowel de man als de vrouw die in het boekje voorkomen vonden ze hartstikke gek. De bedoeling is dus overgekomen. Ik heb geen model geschreven waarnaar geleefd moet worden. Daar komt bij dat het verhaal niet eens helemaal is verzonnen. Een aantal van mijn huwelijksproblemen heb ik er op een zwart-wit manier in verwerkt.’