[Nummer 10 - 9 maart 1985]
Ter zake
Rudie Kagie
‘De auteur van deze gedichtenbundel draagt geen verantwoordelijkheid voor de inhoud van het nawoord of de keuze van de auteur daarvan. Voor beide is de uitgever aansprakelijk.’ Deze intrigerende mededeling waarschuwt de lezer van de ‘poëzie-pockets’ die De Bezige Bij voor een tientje liet herdrukken: Geachte Muizenpoot van Fritzi Harmsen van Beek (nawoord: Jan Fontijn), Lichtval van Hans Faverey (nawoord: Tom van deel) en Dit gebeurde overal van Remco Campert (nawoord: Remco Ekkers). In de serie is eveneens De Oostakkerse gedichten van Hugo Claus opgenomen (met een nawoord van Paul Claes) maar daarin ontbreekt het bericht dat de uitgever ‘aansprakelijk’ is voor de toelichting. Fritzi Harmsen van Beek noemt het raadselachtige postscriptum achterin haar bundel ‘belachelijk’: de dichteres klaagt dat zij daar vooraf niet van op de hoogte was gebracht. ‘Ik heb er over gebeld met de uitgeverij en ik heb er een boze brief over gestuurd. Het zinnetje is in de bundel opgenomen omdat Hans Faverey bezwaar maakte tegen het nawoord van Tom van Deel.’ Faverey, gevraagd om commentaar, houdt zich op de vlakte. ‘Tom van Deel heeft een aardig stukje geschreven,’ zegt hij, ‘en ik vind de manier waarop de uitgeverij kenbaar maakt dat ik er niet verantwoordelijk voor ben uitstekend.’ Harmsen van Beek heeft een exemplaar van haar bundel opgestuurd aan nawoordschrijver Jan Fontijn. De regel waarin staat dat zij ‘geen verantwoordelijkheid’ draagt voor de epiloog schrapte ze. In plaats daarvan schreef ze ‘dolgraag’ verantwoordelijkheid voor de tekst te nemen, gevolgd door de toevoeging:
‘Het kon niet beter.’ Bezige Bij-redacteur Tjit Reinsma merkt sussend op dat hij zich kan voorstellen dat ‘schrijvers in het algemeen de behoefte hebben zich tegen elke duider van hun woorden te wapenen’. Reinsma zelf heeft ‘tamelijk krachtig’ gepleit voor het opnemen van een nawoord. ‘We hebben de verantwoordelijkheid even aan de lezer uitgelegd om te voorkomen dat er onduidelijkheid over zou ontstaan,’ zegt hij. ‘Op zichzelf is dat zinnetje zo pleonastisch als de pest. Je moet er niet meer achter zoeken, dan er staat.’
‘Ik was verbaasd,’ zegt hoofdredacteur Mai Spijkers van uitgeverij Bert Bakker, sprekend over een ‘ontdekking’ die hij kortelings bij de Engelse uitgever Martin Secker & Warburg in Londen deed. Daar trof hij van Italo Svevo de hem tot dusver onbekende roman Further confessions of Zeno aan, een vervolg op het eerder in ons land bij Atheneum-Polak & Van Gennep verschenen Bekentenissen van Zeno. In september komt van Svevo Nieuwe bekentenissen van Zeno bij Bert Bakker, die eerder van de schrijver Een leven bracht. Atheneum-Polak & Van Gennep zal in samenwerking met Ambo binnenkort Bekentenissen van Zeno goedkoop herdrukken. Atheneum-directeur Ben Hosman neemt met verbazing kennis van de ‘ontdekking’ van Mai Spijkers. ‘Svevo heeft nooit een vervolg op de bekentenissen van Zeno geschreven,’ weet Hosman. ‘Wel verhalen, maar die staan los van de roman en het lijkt me onzinnig om die als verdere bekentenissen aan de man te willen brengen.’ Even later, nadat hij ruggespraak heeft gepleegd met de vroegere uitgever Johan Polak, neemt Hosman zijn woorden terug: ‘Wat ik niet wist was dat postuum Further confessions of Zeno zijn uitgegeven. Dat boek beslaat ongeveer een derde van de bekentenissen.’
Jos Smeets, bankemployé te Eindhoven, leurt al veertien jaar met manuscripten bij Nederlandse uitgevers. Vooralsnog zonder succes: de twaalfhonderd pagina's die hij in de loop der tijd bij elkaar typte (‘en dan te bedenken dat van Tien eeuwen klootzakken pas één hoofdstuk af is’) werden teruggestuurd door de boekenproducenten. Smeets probeert het nu anders. Op de tekstverwerker van het kantoor waar hij werkt reproduceerde hij een keuze uit zijn verhalen. Daar maakte hij een boekje van dat hij in een oplage van zeventig exemplaren rondstuurde aan even zoveel ‘literaire smaakmakers’. Schrijvers ‘naar wie geluisterd wordt en met wier werk ik affiniteit voel.’ Het boekje heet Voor nop, een titel die de auteur in het voorwoord toelicht: ‘Geen uitgever die brood in mij ziet. Dus heb ik voor nop geschreven. Daarom deel ik nu mijn teksten voor nop uit. Niet alles. Dat zou teveel van het goede zijn.’ De eerste reacties zijn bemoedigend. Eén publicist heeft na lezing van Voor nop al laten weten dat hij een goed woordje voor Jos Smeets bij zijn uitgever zal doen. Smeets zelf meent dat hij zijn manuscripten niet kreeg geretourneerd omdat hij slecht zou schrijven. ‘De oorzaak ligt ergens anders,’ legt hij uit. ‘Ik heb begrepen dat de commerciële verwachtingen van uitgevers ten aanzien van een bundel van mij niet hooggespannen zijn. Anderen houden de boot af door er op te wijzen dat de uitgaven al lang van tevoren zijn gepland. De Arbeiderspers schreef me dat het meer iets voor Gottmer was en Gottmer schreef dat het ze meer iets voor De Arbeiderspers leek. Zo blijf ik aan de gang, vandaar dat ik nu deze kunstgreep heb toegepast. Ik hoop dat ik op deze manier eindelijk eens door het
commerciële examen van een uitgever kom.’
Het stripboek Paus Johannes Paulus II op avontuur in Nederland mag op last van directeur drs. A.G.J.M. Dreesmann persoonlijk niet meer in de filialen van Vroom & Dreesmann worden verkocht. Eerder ondernamen gelovige katholieken al actie tegen de vestiging in Sittard van het warenhuis. De leiding ter plekke hield in eerste instantie manhaftig vol dat de kritiek geen reden was het stripboek uit de handel te nemen. Klachten bij de hoogste baas van het concern - destijds genoemd als een van de financiers van het Katholiek Nieuwsblad - sorteerden wél het beoogde resultaat. Het stripboek is een uitgave van voorheen Batteljee & Terpstra te Leiden, die een ranzig fonds opbouwde rond vierderangs journalistieke documentaires over moord en doodslag. ‘Er zijn al tienduizend van die stripboeken verkocht,’ zegt een medewerkster van de uitgeverij. ‘We hebben Vroom & Dreesmann moeten beloven dat we geen mededelingen aan de pers zullen doen over het uit de verkoop nemen van het boek.’ De in elkaar geflanste onzin over Heer Olivier en aanverwante pulp waarmee Batteljee & Terpstra de markt bezoedelt wil Vroom & Dreesmann graag blijven verkopen. Alles kan en mag, als het maar niet over de paus gaat.
Uitsluitend auteurs die er in slagen ‘voldoende literaire kwaliteit’ in hun proza of poëzie te leggen komen in aanmerking voor een zogeheten werkbeurs van het Fonds voor de Letteren. Afwijzing van een aangevraagde beurs wordt door de ongelukkige literator meestal als een diepe belediging opgevat. Een ‘beroepscommissie’ van het Fonds voor de Letteren behandelt klachten van ontevredenen wier talent wordt miskend. Soms valt het besluit terug te draaien, maar zoiets lukt niet onvoorwaardelijk. Peter Andriesse verdeelde - zo bleek bij de behandeling van zijn zaak door de beroepscommissie - de adviseurs van het bestuur: de helft was voor, de helft was tegen het uitreiken van geld aan de schrijver. De stemmen staakten en zo belandde de kwestie op de agenda van de bestuursvergadering van het Fonds voor de Letteren: zeven stemmen waren daar voor afwijzing, vijf stemmen voor toekenning. Ook Astère Michel Dhondt, Wim Gijsen en C.M. van de Heijkant (de laatste meende een schrijversbeurs te kunnen te ontvangen op grond van ‘zes publikaties uit de jaren '82 en '83 die in totaal vijftien à twintig bladzijden in beslag nemen’) protesteerden vergeefs tegen een voor hen teleurstellend besluit. Meer succes had de Surinaams-Nederlandse schrijfster Thea Doelwit, van wie de commissie het beroep gegrond verklaarde: de afwijzing van de aangevraagde beurs was ‘niet dan wel onvoldoende gebaseerd op een oordeel omtrent de literaire kwaliteit van het werk van de klager’. Schrijver Martin Hartkamp legde zich niet neer bij de verlaging van zijn werkbeurs van de gebruikelijke drie naar twee maandeenheden. De beroepscommissie gaf ook hem gelijk.
Redactie en medewerkers van wijlen het satirische magazine De Opstoot doen nog één keer geestig: ter gelegenheid van het bezoek van de paus aan Nederland maken ze voor uitgeverij Tabula een eenmalige editie van de Osservatore Romano. Onder meer Anton Constandse, Boudewijn Büch, Hans Bouman en Wim Zaal beloofden hun medewerking. ‘Het moet satire van niveau worden. Als het niet leuk genoeg wordt, geven we het niet uit,’ dreigt Jeroen Koolbergen van Tabula.