De flaptekst
Vervolg van pagina 9
al een ontwerp voor de omslag gemaakt en dan krijg ik van de lay-outafdeling het aantal lettertekens opgegeven, dat ik moet zien vol te maken. Dat kan heel lastig zijn. Het kan ook zijn dat het omslag al gelithografeerd moet worden op het moment dat het manuscript nog niet binnen is en ik dus nog niets van het boek heb gelezen. Wat moet je dan op zo'n flaptekst zetten? Dat blijken achteraf vaak de flapteksten te zijn waar de meeste fouten in staan.’ Betreft het boek een vertaling dan kan de copywriter zijn informatie natuurlijk uit de oorspronkelijke, buitenlandse uitgave putten. Het resultaat stemt ook in die gevallen niet steeds tot opperste tevredenheid. Buijs: ‘Engelse flapteksten zijn een ramp. Die zijn zozeer in hoerasferen geschreven dat je op iets heel geks zou uit komen als je dat letterlijk ging vertalen. Een Duitse flaptekst is voor mij veel prettiger werken. Duitsers zijn in hun blurbs zoals in al hun reclameuitingen: grondig, informatief. Wij Nederlanders hanteren een mengvorm: aan de ene kant feitelijk, aan de andere kant wat prijzend.’
Het Spectrum geeft meer boeken uit dan copywriter Beatrijs Arts kan lezen. Erg vindt ze dat niet. Een blik in het overzicht van de inhoud van het nieuwe boek, twintig minuten converseren met de bewerker van het manuscript of een telefoontje met de vertaler levert doorgaans genoeg materiaal op voor het schrijven van een stukje. Dan legt ze een stapeltje doorslagpapier (‘zachtgroen of lichtblauw, in geen geval wit of roze’) op haar bureaublad, ontschroeft de dop van viltstift of balpen en zet de eerste regels neer: ‘(...)Dit op en top eigentijdse kookboek biedt u in alle veelzijdigheid de keuken van de jaren tachtig...’ Daarna, als er een paar zinnen staan, schrijft de tekst zich als het ware zelf.
Als het begin van de blurb loopt schakelt de copywriter over van handschrift op schrijfmachine en behoudens bij zware, prestigieuze opdrachten is het karweitje dan doorgaans in een half uurtje geklaard. ‘Het gebeurt wel eens dat ik er niet direct uitkom,’ bekent Beatrijs Arts. ‘Dan heb ik onvoldoende materiaal en ook geen leesrapport. In zo'n geval pieker ik me suf over wat er nu over zo'n uitgave te zeggen valt. Een klein tuinboekje of zo - wat zouden de mensen dáár nu leuk aan vinden? Je mag niet van de waarheid afwijken, je moet bovenop de inhoud zitten. Dat vind ik nog wel eens lastig. Wat ik zalig vind om in te duiken zijn de Prisma-klassieken. Dat zijn voor mij de krenten in de pap, daar schrijf ik graag een achterkant voor. In dit vak ben je op één dag met alle genres bezig. Daar moet je tegen kunnen, wie niet stressbestendig is, is absoluut ongeschikt voor dit werk. Er zijn geen genres waar ik een uitgesproken hekel aan heb. Als de drukproeven van een nieuwe Playboy-uitgave op mijn bureau worden neergelegd zie ik het als een uitdaging om daar een leuk tekstje bij te maken. Dat is een vak apart: proberen op een beschaafde manier zinnenprikkelend te zijn en toch heel suggestief. Ik heb inmiddels heel veel van die dingen geschreven, daar kan ik echt lol aan beleven.’ Ze heeft diep nagedacht over de voorwaarden waaraan een pakkende flaptekst moet voldoen. De assonanten, de klinkers, de medeklinkers - ‘misschien klinkt het een beetje taalfreakerig, maar het is gewoon zo’ - verdienen een evenwichtige spreiding over de woorden. ‘Met taal kun je toch heel wat doen,’ mijmert Beatrijs Arts. ‘Taal heeft impact op mensen. In dit vak zou je eigenlijk af en toe een jaartje vrijaf moeten hebben om iets anders te kunnen schrijven dan copywriting. Dat kan niet. Ik schrijf wel eens een sonnetje voor de lol,
maar veel tijd is daar niet voor. In dit werk zit je hoofd altijd vol met boeken.’