Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
Order and Surprise door Martin Gardner Uitgever: Oxford University Press, 396 p., f 39,35
| |
Goddelijke wereldscheppingIn Order and Surprise komt deze kant van Gardner ook naar voren maar meer in z'n context geplaatst. Ook in deze bundel staan stukken over de recente dwaasheden van de befaamde psycholoog Hans Eysenck in zijn boek Astrology, science and superstition, over de hardnekkigheid van de goddelijke wereldschepping als theorie die gestaafd zou worden door geologische vondsten of kosmologische speculaties, over de occulte omzwervingen van Colin Wilson. En Gardner zou zichzelf niet zijn als hij, schrijvend over het al dan niet bestaan van buitenaardse intelligentie het hilarische aspect van de Pioneervluchten van 1971 en 1972 niet naar voren bracht. Die dingen kregen namelijk een platenspeler mee met op de plaat een zestigtal landsgrocten. Indonesië sprak: ‘Welterusten, dames en heren. Dag en tot ziens.’ Turkije was poëtischer: ‘Lieve turkssprekende vrienden, mogen de eretekenen van de morgen op uw hoofd zijn.’ De Franse afgevaardigde las een gedicht van Baudelaire voor, die van Australië verkoos Esperanto te spreken en het leukst was de Nigeriaanse gedelegeerde: ‘...zoals U wellicht weet, ligt mijn land aan de westkust van het werelddeel Afrika...’ Toch hebben deze stukken nu ook een kader, ze worden geflankeerd door stukken die een weliswaar fragmentarische maar toch duidelijke wetenschappelijke geloofsbelijdenis vormen. Zo staat er een aantal stukken in dit boek over het zogenaamde culturele relativisme. Er zijn antropologen die beweren dat hun wetenschap inmiddels een dermate onthutsende hoeveelheid verschillende culturele patronen heeft blootgelegd dat men - zo men niet wil vervallen in een primitief etnocentrisme - zich moet onthouden van elke beoordeling, van elk waardeoordeel. Culturen zouden onvergelijkbaar zijn en alleen descriptief te benaderen. Hier moet Gardner niets van hebben. Ten eerste vindt hij het interessant om na te gaan wat de overeenkomsten zijn tussen culturen, eerder dan de verschillen. Hij vindt het idee van een ‘basic personality type’ veel boeiender dan de verschillende manieren waarop mensen zich aan- of uitkleden. Maar hij moet ook niets hebben van de relativiteit van de westerse cultuur en waar hij helemaal vehement op tegen is, is een opmerking als: ook de wetten van de wiskunde zijn een onderdeel van de culturele traditie. De wiskunde is een realiteit buiten ons, net als een koe en aan de waarheid daarvan kan niet zinnig getwijfeld worden. | |
Mathematische spelletjesDie waarheid van de wiskunde brengt Gardner vervolgens bij de wetenschapsleer die hem het best ligt: die van het logisch empirisme van Camap. De wereld is werkelijk en logisch van opbouw en wij kunnen daar op inductieve wijze kennis van verkrijgen. Dat houdt in dat Gardner in een aantal stukken kritiek uitoefent op filosofen als lmre Lakatos en vooral op Paul Feyerabend, en dat hij het, onder het uitspreken van zijn grootste bewondering, niet met Popper eens kan zijn. Van Popper mag iemand niet blij zijn wanneer het paard waarop hij wedde de race wint, hij moet zich beklagen over het feit dat het paard er niet in slaagde de race te verliezen. Dit soort artikelen geeft wat meer kleur aan het verder vertrouwde beeld van Gardner. Maar er is meer. Deze ferme handhaver van de werkelijkheid van de wereld is ook een groot liefhebber van fantasie. Hij heeft jarenlang een column in de Scientific American gehad - waar hij nu door Douglas Hofstadter is opgevolgd - en daarin verzon hij mathematische spelletjes en brainteasers waarvan er ook een paar in deze bundel opgenomen zijn. Stukken over de vraag of de natuur tweehandig is en over pratende dieren horen hier ook bij. Verder is Gardner de uitgever van The Annotated Alice, een wonder van behulpzaamheid bij het doorgronden van Lewis Carrolls listen en lagen. Dat de Carrollinterpretafie oneindig is blijkt in het nieuwe antwoord op de vraag: wie schreef het gedicht waarop het wiegeliedje van de hertogin ‘Speak roughly’ een parodie is. Het kan nu met zekerheid aan het gedicht van David Bates, ‘Speak gently’, toegewezen worden. Deze liefde voor fantasie kan Gardner ook kwijt in stukken over L. Frank Baum, de schepper van de Wonderful Wizard of Oz, over de tekenaar Sidney Sime van Worplesdon, over Santa Claus (en diens Nederlands misvormde Sint/rklass) en ook over het tot tranen toe roerende vers ‘When You Were a Tadpole and I Was a Fish’. De derde Gardner die we in deze bundel tegenkomen is geïnteresseerd in de politiek. Gardner was als jongeman een soort fellow-traveler ‘ongelofelijk naïef over de Sovjetunie’, zoals hij zelf zegt. Het tweede essay in deze bundel, ‘Art, Propaganda and Propaganda Art’, uit 1944, dat hemzelf bij herlezing ‘enorm pretentieus en barstend van de open deuren’ voorkomt, is ter illustratie daarvan opgenomen. Aardig is dat Gardner niet probeert zijn tijdelijke betovering door de Sovjetmystiek te rationaliseren, maar dat hij zich in een soort positie ziet waarin de wetenschappers verkeren die zich door Uri Geiler laten foppen. Naar aanleiding van een stuk over H.G. Wells zegt hij: ‘Er waren mensen die duidelijker zagen dan wij en we luisterden niet naar ze.’ De vierde, meest onverwachte Gardner komt al naar voren in het eerste stuk dat ook het vroegste uit de collectie is, gepubliceerd in 1938, toen Gardner vierentwintig was. Het gaat over Robert Maynard Hutchins, een nu totaal vergeten rec- | |
[pagina 11]
| |
tor van de Universiteit van Chicago, die er in de jaren dertig uiterst controversiële educatieve opvattingen op na hield. Hutchins grootste kritiek op het universitaire onderwijs was dat het te veel gericht was op specialistisch onderzoek en te weinig op ideeën. Hij wilde terug naar de filosofie, terug naar de Grote-Boeken-cursussen en uiteindelijk, want daar kwam het op neer, naar de middeleeuwse universiteit en de katholieke theologie. Gardner zal op die universiteit van Chicago en zijn artikel sluit met de woorden: ‘Het was goed gesproken, maar Hutchins leefde in de verkeerde tijd.’
Deze uitspraak zou niet zo opvallend geweest zijn, als Gardner er niet, in 1973, op teruggekomen was, en wei in een zeer onverwachte vorm, namelijk in de roman The Flight of Peter Fromm. Deze roman is gesitueerd voor en na de Tweede Wereldoorlog, aan de universiteit van Chicago, waar Homer Wilson, dominee aan de Midway Community Church, ook als docent verbonden was aan de Divinity School van die universiteit. Een van zijn studenten is Peter Fromm, een fundamentalistisch opgevoede jongen die in Chicago, het bolwerk van de vrijzinnigheid, is gaan studeren, omdat hij alle argumenten van de duivél wilde horen en ze vermorzelen. Zo is deze roman een ideeëngeschiedenis van iemand die van het meest primitieve letterlijke bijbelgeloof naar de meest gesofistikeerde religie evolueert. Van het mosterdzaadje van de twijfel, de evolutieleer, en de variëteiten van de seksuele ervaring, via de Karels Barth en Marx en de moderne theologie van Bonhoeffer tot Tillich, komt de jongeman tot een totale spirituele inzinking. Homer Wilson, zijn mentor, is een dominee die niet in God gelooft en die ten opzichte van zijn gelovige gemeente - in zijn eigen woorden - ‘a truthfull traitor or a loyal liar’ is. Hij verzoekt Peter een van zijn Paaspreken voor hem waar te nemen en het is met pasen, op de preekstoel, dat Peter zijn inzinking krijgt, niet in staat zijn geloof te rechtvaardigen maar evenmin een loyale leugenaar te zijn. Het is een vreemde ervaring een boek te lezen van een schrijver waarvan je nooit een dergelijk thema of een dergelijke optiek verwacht had. De roman deed me denken aan die van Updike, A Month of Sundays, met dat verschil dat in de roman van Gardner de ideeën, in die van Updike de literatuur de overhand heeft. Het grappige is dat Gardner ook een recensie van Updikes roman (die in 1975 verscheen) heeft geschreven, die ook in Order and Surprises is opgenomen. Gardner vindt dat Updikes hoofdfiguur niet van Updike te onderscheiden is en dat deze dominee, die een ouwel ‘tussen de geopende lippen van een mond legt die eerder in diezelfde week zijn pulserend geëjaculeerde zaad ontvangen had’ alleen een vorm van zelfbevrediging is. Daar zit misschien wel iets waars in, maar dat neemt niet weg dat A Month of Sundays een volbloed roman is en geen verkapt traktaat zoals The Flight of Peter Fromm. Bovendien vertoont Homer Wilson ook heel wat trekjes van Gardner. Ze delen de overtuiging dat het meest praktische en belangrijke aan iemand zijn kijk op de kosmos, zijn filosofie is. Ze zijn het er beiden over eens dat een religie zonder opstanding, een ethiek zonder God een schrale aangelegenheid is, maar terug naar die religie kunnen ze nu eenmaal niet. En Gardner heeft dat gemis een beetje opgelost door zijn geloof in de wetenschap, zijn liefde voor de fantasie. Order and Surprise is een uiterst boeiende essaybundel. Hij laat een veel boeiender schrijver zien dan we gewend waren. Iemand die ons verrast niet alleen door zijn veelzijdige belangstelling maar ook door onverwachte voorkeuren. Het aardigste is dan nog wel dat het allemaal geen los zand is, maar dat het uitlatingen zijn van één scherp omlijnde persoonlijkheid, dat er orde is op een andere manier dan in de titel van het boek bedoeld. ■ |
|