Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
(Foto Vincent Mentzel) loor Vincent Mentzel inleiding Friso Endt Uitgever: De Haan, 152 p., f 39,50
| |
Hinderlijk perspectiefDit probleem heb ik niet alleen met de portretten maar ook met veel andere foto's: stadsgezichten, straattaferelen die het al te sterk van dit effect moeten hebben, vaak door middel van een zwarte doorgedrukte lucht. Dat zwart is mooi voor zover het een stemming geeft maar het is nog geen stijl, meer een decor. Eigenlijk wou ik dat Vincent Mentzel af en toe wat schoner fotografeerde. Zodat ik beter kan zien wat hem bezielt. Dát er genoeg is wat hem beweegt en dat hij niet voor niets een belangrijke Nederlandse persfotograaf is blijkt overigens wel uit een aantal foto's in dit boek. De collectie dirigenten in actie bijvoorbeeld, conventionele foto's maar die als verzameling het typische ontstegene van dat beroep goed uitdrukken. De dirigenten, ieder met hun eigen motoriek, hebben werkelijk allemaal iets van vreemde vogels in de merkwaardig letterlijke uitdrukking die ze geven aan hun beroepsmatige bevlogenheid: Kiril Kondrasjin een vermoeide oude meeuw, Ricardo Muti een vertoornde patrijs. Ook mooi zijn Luns als wuivende weerman met de franje van zijn ellenlange sjaal onder zijn winterjas uit, en die kleine oude Drees in zijn hummige huiskamer; foto's waarbij je op een bepaalde manier in de lach schiet. Maar weer dat hinderlijke perspectief, hinderlijke zwart. Eigenlijk geloof ik dat Vincent Mentzel op zijn best is naarmate hij verder van huis is, al zal hij zich niet gauw laten verleiden door aardige of ontroerende curiositeiten; geen kalenderkoninginnen, opiumpaleizen en schandaaltjes op zijn foto's. Als hij plaatsen van vertier opzoekt zijn het de meest grimmige - Blackpool, Brighton, Engelse badplaatsen buiten het seizoen die al langer dan vandaag geïnspireerd hebben tot gedachten aan moord en doodslag en de zwarte toekomst van Europa. Mentzel maakte hier kort geleden een reportage, vol rijen lege strandstoelen opbollend in de wind, het gietijzeren muziekkapel-exotica waar de Engelse badplaatsen zo vol mee staan. Dit had mooi dramatisch kunnen zijn, maar Engeland was misschien nog niet ver genoeg van huis: weer dat geëxalteerde perspectief dat een houten plankier verandert in een racebaan en de lucht in een afzuigkap waar de wolken full speed in verdwijnen. Er zijn hier wel erg veel toneeltechnici aan het werk om het allemaal extra spannend te maken, terwijl dat helemaal niet nodig is: Brighton is al genoeg een spookhuis van zichzelf, en Vincent Mentzel heeft genoeg neus voor de details daarvan.
Brazilië, 1983
Misschien is het werkelijk de afstand die maakt dat op de foto's, gemaakt in Polen, China, Tibet en de zwakzinnigeninrichting Endegeest eindelijk iets van een soort rust te zien is - bij het herlezen van de inleiding zag ik dat Mentzel dat woord ook zelf gebruikte: ‘De telefoon gaat niet meer, de krant zit niet achter je broek om even dit of dat te doen, er komt een grote rust over je.’ | |
Wachten op nietsHet opvallende is dat dit zichtbaar is. De foto's geven het weer: iets van een opluchting, en ruimtelijkheid die ondanks de vaak troosteloze taferelen minder bedrukkend is dan de hevige perspectieven en zwaar aangezette beeldhoeken van andere, dichter bij huis genomen foto's. Mentzels reportage foto's zijn overwegend simpele straattaferelen maar het is niet zijn manier, zoals veel van zijn collega's doen, om zijn onderwerpen nog eens extra te vernederen. Hij is geïnteresseerd in het terloopse, alledaagse; somber alledaags, waarmee een heel ander beeld verschijnt dan in al die opgewonden Pietje Bel-verhalen uit de inleiding. Een man, om medicinale redenen tot de nek toe begraven in het zand, een groepje Poolse priesters in biechtstoelen, op de grond en op een balustrade zittend, kennelijk wachtend op de komst van de paus (maar kennelijk al veel te lang; de verveling heeft al toegeslagen); maar veel meer mensen die helemaal nergens speciaal op wachten, zo maar wat zitten te lachen of zo iets. Foto's in Sjanghai, Peking, Tibet, Brazilië, Polen, van havenarbeiders, bedelaars, monniken, huisvrouwen, kinderen die zich vervelen. Zo is het overal, maar het meest onomwonden in het bejaardentehuis is Japan waar je tussen de rijstpapieren deuren en schotten verspreide groepjes mensen ziet zitten op stoelen, leunend over een schot, een oud mannetje in een soort geruit kinderhandsopje dat ligt te slapen op een mat. Zo maar, een bepaald niet om er een ‘drie-kolommen’ of ‘staande plaat’ mee te verdienen, zoals Mentzel in dat Tijd-interview de grootste ambitie van politici definieerde met betrekking tot de fotografie. Voor het eerst in dit boek, vanaf pagina 96, heb je het idee dat je mensen in hun bewegingen gadeslaat zoals je dat misschien niet eerder hebt gedaan, wachtende mensen voor een groot deel, nergens op, zo maar; omdat ze nu eenmaal niets te doen hebben of heel weinig.
Gijs van Aardenne, 1980
Veel heb ik nog niet van de wereld gezien, maar wat ik hier zie komt me wel geloofwaardig en enigszins herkenbaar voor. Deze foto's vertonen een soort ellende in mineur die typerend is voor Mentzels kijk op de dingen - al is het niet altijd zo erg als op de foto's van het Japanse bejaardentehuis en draait het vaker om alledaagsere vormen van verveling. Afgezien van mijn bezwaar tegen Mentzels special effects is hij door deze laatste foto's een goede fotograaf. Toch geloof ik niet dat zijn werk geschikt is voor zo'n geïsoleerde, galerie-achtige presentatie als in dit boek. Het zijn allemaal foto's die oorspronkelijk deel uitmaken van een reportage of artikel. Die kun je niet altijd straffeloos tosmaken uit zo'n context, hier nog zichtbaarder door de betreurenswaardige selectie. ■ |
|