De scharreleconomie
Vervolg van pagina 13
of slechts voor een betrekkelijk goed opgeleide bovenlaag?
Deze vraag stond centraal in een rondetafelgesprek dat is opgenomen in Idealisten in zaken, deel 2 van de reeks ‘Heimwee naar de toekomst’ die wordt gepubliceerd door de uitgeverij De Populier. Aan dat gesprek deden vertegenwoordigers van ‘traditioneel links’ mee en woordvoerders van wat je misschien de ‘gestaalde kaders van de overtolligen’ zou kunnen noemen: mensen die niet zómaar een alternatief bedrijfje beginnen in de scharrelsector, zoals de zegslieden van Herman Vuijsje, maar die dat doelbewust doen als onderdeel van een strategie om het kapitalisme omver te gooien. Ze maken naar eigen zeggen deel uit van de zogenaamde ‘werkbeweging’, een ideologisch getinte stroming die erop uit is mensen ‘bewust’ te maken van hun werk. ‘Als mensen zich meer bewust worden van hun werk en hoe dat tot stand komt,’ aldus Patrick Boel van de ‘Planwinkel’ uit Delft in het rondetafelgesprek, ‘kunnen ze daarin een actievere rol gaan spelen. Dan laten ze het niet over aan de gemeente Amsterdam of ze volgend jaar nog iets verdienen. Ik denk dat dat de inspiratie is die de werkbeweging biedt: voor een deel heb je het zelf in de hand of je volgend jaar weer iets verdient.’
Hedy d'Ancona, het woord voerend voor de oude, vertrouwde ‘arbeidersbeweging’, bracht hier het punt van het elitarisme tegenin: ‘Zonder iets aan die inspiratie te willen afdoen, krijg ik steeds meer het idee dat het een luxe-positie is van een bepaald soort werkers. Zij kunnen het zich permitteren om de gigantische machtsfactor van het kapitalisme te onderschatten. De meesten hebben een studie of een beroepsopleiding gehad. Terwijl in de samenleving maar weinig mensen kunnen kiezen hoe ze hun leven inrichten. De mensen uit de werkbeweging die ik ontmoette kunnen zich afschermen, ze kunnen zeggen dat het er niet toe doet dat ze voor minder geld werken. Maar de grote massa van mensen die afhankelijk zijn van betaalde arbeid binnen het systeem hebben ze niets te bieden.’
Het lijkt een wat hoogdravende discussie, gezien het onderwerp. Uit de rest van Idealisten in zaken blijkt namelijk dat het bij de ‘werkbewuste’ scharrelaars meestal over idealisme dan over zaken gaat. Het was de drie initiatiefneemsters van de vrouwendrukkerij Hysterica, waarover in het boek een stukje is opgenomen, eerder te doen om de versteviging van het onderlinge ‘vriendinnenschap’ dan om een economisch vatbaar bedrijf, en in grote lijnen kan hetzelfde gezegd worden van de BV Dapperbuurt, een wijkgerichte onderneming met sterke nadruk op knutselwerkzaamheden. De werkelijkheid ziet er voor de werkbeweging weinig rooskleurig uit. In het nawoord staat te lezen dat de meeste bedrijfjes uit de werkbeweging de handen vol hebben om te overleven: ‘En dat lukt ze lang niet allemaal. Zestig procent van de nieuw gestarte bedrijven is binnen vijf jaar weer verdwenen. Van de blijvers slagen er velen niet in loonvormend te worden. Zij zijn aangewezen op werken met behoud van uitkering. Dat betekent dat voor het merendeel van de initiatieven uit de werkbeweging de afhankelijkheid van de bestaande economische machtsverhoudingen niet is opgeheven. Een eigen bedrijf opzetten kan voor een aantal individuen een oplossing zijn, op grote schaal biedt het geen alternatief voor het normale bedrijfsleven.’
Desondanks is de ideologische bevlogenheid groot. De redacteuren van Idealisten in zaken schrikken er zelfs niet voor terug om de werkbeweging naar analogie met het Communistisch Manifest te vergelijken met een spook dat door links Nederland waart. Het ziel er vooralsnog niet naar uit dat dit spook in staat is enige angst in te boezemen. Toch legt dit boekje, evenals dat van Herman Vuijsje, de vinger op een zwakke plek in het Nederlandse bestel. De blijkbaar ongebreidelde bedrijvigheid die - al dan niet ideologisch bevlogen - in opkomst is, stelt de ‘officiële instanties’, overheid, werkgevers en werknemers, voor onoverkomelijke problemen. Ze werken met een blauwdruk van de economie die met de dag meer achterhaald is. Tot nu toe hebben ze er voornamelijk luchtig op gereageerd.
Maar als het streven naar ontplooiing doorzet, en volgens Vuijsje is dat wel degelijk het geval, ondanks de aanhoudende crisis, zou dat weleens een typische struisvogelreactie kunnen blijken te zijn.
■