Vrij Nederland. Boekenbijlage 1984
(1984)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
Fundamentele onvredeVanaf haar zestiende jaar, ze woont dan definitief in Parijs, is al haar aandacht gericht op de schilderkunst. Ze is leerling van een academie en schildert tien uur per dag. Ze maakt duidelijke vorderingen, maar is vrijwel steeds ontevreden over haar werk. De kritische instelling die ze heeft tegenover alle levensverschijnselen kenmerkt ook haar oordeel over zichzelf. Ofschoon er geluksmomenten zijn, overheerst een fundamentele onvrede. De roemzucht die zich nu heeft gefixeerd op haar schilderkunst maakt haar niet blind. Ze is er zelfs van overtuigd dat ze geen uitzonderlijk talent is (al hoopt ze dat anderen zullen denken van wel). Met de energie die overblijft werpt ze zich 's avonds op de literatuur en de geschiedenis. Ze leest Tolstoj, Balzac, Zola en Stendhal, maar ook Michelet en Taine. Van haar familie, met wie ze in het riante huis bij het Parc Monceau samenwoont, vervreemdt ze steeds meer. Werd aanvankelijk ook in haar opvatting de wereld in tweeën gedeeld volgens de scheidingslijnen van (adel)stand en titels, nu gelooft ze in een andere hiërarchie. Haar nieuwe elite bestaat uit de intellectueel en vooral artistiek begaafden contra de onwetende en ongevoelige massa. Tot die massa behoren ook de opgeblazen leeghoofden die de diners en soirées van haar moeder opluisteren. Kunstenaars zijn hogere wezens, en als een nog jonge, bewonderde leermeester wegkwijnt aan een dodelijke kwaal, klaagt ze dat zo iemand moet sterven, terwijl conciërges gezond blijven. Men maakt wel onderscheid tussen een zogenaamd anekdotisch dagboek en een journal intime. Anekdoten ontbreken zeker niet in het dagboek van Marie Bashkirtseff (ze ziet de beroemde Renan in een rijtuig voorbij komen en stelt vast dat hij sprekend lijkt op het borstbeeld dat ze van hem gezien heeft; en de indrukkende begrafenis van Gambetta wordt uitvoerig beschreven), maar het journaal is toch vooral het verslag van een reis door het eigen innerlijk. Er is de duidelijke behoefte de eigen ervaringen en gevoelens te analyseren, waarbij de lezer keer op keer verbaasd staat over het psychologisch inzicht van de jonge schrijfster. | |
GedrevenheidHevigheid van gevoelens en een gedrevenheid die niet genoeg heeft aan één terrein om zich te uiten. Ze schildert niet alleen, ze beeldhouwt, musiceert, leest veel, schrijft veel. ‘Er zijn momenten dat men zich, naïef, tot alles in staat acht (...). Het is een vuur dat je verslindt. En aan het eind staat de dood, onvermijdelijk, of ik mezelf verteer in ijdele verlangens of niet.’ Maar het zijn niet alleen verlangens die haar verteren. Haar gezondheid geeft reden tot bezorgdheid. De keelkwaal die haar stem aantastte was een voorbode. Een paar jaar later wordt haar gehoor slecht, een handicap die ze angstvallig probeert te verbergen. De oorzaak blijkt te liggen bij een longtuberculose. Het dagboek biedt over een aantal jaren gespreid een navrant overzicht van de onmacht van de toenmalige medische wetenschap ten aanzien van deze ziekte. Het blijft bij waarschuwingen zich te ontzien (waar nooit gevolg aan wordt gegeven) en zinloze therapieën. Hoop en vrees wisselen elkaar af en de kans op een vroege dood staat de patiënte levensgroot voor ogen. Het verlamt haar werkkracht niet. In 1883 worden enkele stukken van haar
Vervolg op pagana 18 |
|