Langdradige vluchtigheid
Hermans' novelle De zegelring
De zegelring door Willem Frederik Hermans Uitgever: De Bezige Bij, 70 p., f19,50
Adriaan Morriën
Waarom is De zegelring zo vervelend? Niet omdat het een bedenksel is. De prachtigste verhalen uit de wereldliteratuur hebben hun ontstaan aan bedenksels te danken, dat wil zeggen aan een inval op grond van een visie op de levensverschijnselen, waardoor die verschijnselen worden geordend en ten opzichte van elkaar in spanning gebracht. Door deze spanning wordt onze nieuwsgierigheid geprikkeld, zodat wij maar al te graag verder lezen nadat we met de eerste regels zijn begonnen. De lezer is een verscheurend dier. Hij sluipt door een woud van woorden en wil bij elke voetstap verrast worden.
Bij Hermans komt de lezer, althans wat De zegelring betreft, slecht aan zijn trekken. Wat Hermans in zijn novelle probeert te illustreren is dat een zo banaal gegeven als de inval van een journalist die om stof voor een artikel verlegen zit, diep kan ingrijpen in de lotgevallen van een al of niet adellijk geslacht en tot de afschuwelijkste gevolgen kan leiden, zoals het verlies van een been en een hand, het been van een vader en de hand van zijn zoon, tot de verwisseling van twee ringen (zegelringen nog wel!), en tot de talloze misverstanden waaruit levens nu eenmaal zijn samengesteld.
Ja, zo kan het gaan, en een dergelijk bedenksel vormt natuurlijk een gerechtvaardigd gegeven voor een novelle. Maar de figuren die in het verhaal de banale waarheden belichamen, moeten door de tovermacht van de schrijver tot leven komen. Bij Hermans is dat niet het geval. Zijn figuren blijven in dit verhaal ontstemde schimmen. Hermans' mededelingen over de familie Fraeylema in het oosten van Gelderland zijn van een langdradige vluchtigheid. De stijl waarin hij de lotgevallen van deze familie beschrijft is stijf, houterig; ik werd niet nieuwsgierig, niet verrast, niet ontroerd. Ik heb mij er doorheen moeten worstelen.
■