Vrij Nederland. Boekenbijlage 1984
(1984)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
Teringstein 98Bewusteloos lag Termorshuizen op de grond. Het kromzwaard, aan de greep van zijn hand ontsnapt, trilde heel even na en gleed vervolgens, als een dode hagedis langs een glazen wand, naar beneden. Daar lag de leider van de mohammedanen, deerlijk geveld, naast zijn werkeloze wapen. Eppie zag zijn kans schoon. Hij had geen tijd om zich af te vragen welke wonderlijke krachten hier in het spel waren, hij besefte alleen dat er een beslissende bres in de tegenpartij was geslagen. Zonder ook maar één seconde te aarzelen stormde hij, een bewonderend ‘ooh en ‘aah’ aan Ralph en Siegfried ontlokkend, voorwaarts - met als enige gevolg dat, meteen daarop, ook hij buiten westen op de grond lag. Ook hij was tegen die raadselachtige barrière, waar geen mensenhand aan te pas kwam, te pletter gelopen.
Robert-Jan en Bob hadden binnenskamers de gebeurtenissen op de monitor gevolgd. ‘Het werkt,’ constateerde Robert-Jan. ‘Wat werkt?’ vroeg Bob. ‘Mijn laserscherm.’ ‘Je wat?’ Terwijl de tevreden uitvinder zijn ademloos toehorende discipel de finesses en wereldhervormende gevolgen van zijn high tech-barrière begon uit te leggen verkeerden de beide partijen op het trapportaal in een opperste staat van verwarring. Als voddebalen lagen, aan weerszijden van de wand, inmiddels al verschillende hoopjes mens. Truus had, omdat haar echtgenoot én haar grote, nieuwe liefde zo vlak na elkaar door hun knieën waren gezakt, de grote sprong voorwaarts gewaagd. Bij de tegenpartij had een met een braadspies gewapende muzelman een uitval ondernomen naar Ralph. Hij was de enige die hiervoor in aanmerking kwam - tegen vrouwen vocht je niet en van de mannen was hij veruit de dikste. Ralph, op zijn beurt, stormde naar voren om Eppie, die bruine held met zijn tropische allure, te wreken. De bovenlip van Gijs was gaan trillen zodra hij Pamela zag. Pamela had haar gebit ontbloot bij het ontwaren van Gijs. Beiden renden ze af op een lijfelijke confrontatie. Allen waren aan de voet van Robert Jan's futuristische corridor in elkaar gezakt. Een dreun en - pfffft. Telkens opnieuw. De paniek was groot. Zo snel als ze gekomen waren verdwenen de beide legers weer, hun tijdelijk uitgeschakelde bentgenoten aan de benen meeslepend. Hier was sprake van een overmacht, al begreep niemand van welke. Er ging iets angstaanjagends uit van deze onmogelijkheid om elkaar te treffen. Er zat niets anders op dan zich terug te trekken. Hier moest eerst flink over worden nagedacht. ‘De vinger van Allah,’ mompelde Gijs, toen hij weer bijkwam. ‘We moeten iets anders verzinnen,’ riep Termorshuizen op een toon die, ondanks de eivormige buil op zijn hoofd, niet in het minst aan strijdvaardigheid had ingeboet. ‘We moeten iets anders verzinnen,’ verklaarde ook Eppie, ontwakend in de armen van Siegfried. ‘Vraag me niet hoe het mogelijk is, maar ze zitten klem daarboven. Muurvast. We hebben ze te pakken. We roken ze uit.’ (wordt vervolgd) |
|