[In het pak/13 - vervolg]
zeer wijd pand van schouder tot schouder met diepe plooien: de robe à pli Watteau, zo genoemd naar de schilder die veel vrouwen in deze dracht heeft geschilderd. Daarnaast ziet men een jurk, ook alweer over een hoepelrok, die helemaal getailleerd is en robe à la Française heet. Het décolleté is laag en rond en de borsten worden door de baleinen van het corset opgedrukt zodat ze als appeltjes in het décolleté liggen. De hoge hoofdtooi met orgelpijpvormige plooien uit de laatste regeringsjaren van Lodewijk XIV moeten ze ook niet meer. Al dat gewiebel! Het hoofd moet nu heel klein zijn. Het haar zit met platte krulletjes dicht tegen het hoofd aan en er op dragen ze een klein mutsje dat men dormeuse noemt alsof het een slaapmutsje is. Aan de halve of driekwart gladde mouw zitten klokvormige kantmanchetten in meerdere lagen, en voor op het lijfje draagt men een rij strikjes.
Tot ongeveer 1725 dragen de mannen de kostuums zoals men die tot aan de dood van Lodewijk XIV zag. Maar dan slaat ook bij hen de drang naar gratie en luchtigheid toe. Het dansende, dat men bij de vrouwen in de panier vindt, ziet men bij de mannen in de plooien van de jas die in de taille gebundeld zijn en wijd uitstaan door een paardeharen voering. Men draagt er een vest en een kuitbroek bij alsook een hemd met wijde kanten manchetten. Ook de grote pruiken gaan er uit. Het haar wordt, net als dat van de vrouwen, glad om het hoofd gedragen met stijve, horizontale krullen aan weerskanten en van achter- en wordt het lange haar in een zwarte zijden zak gestopt. De uiteinden van de zijde haalt men naar voren en strikt men onder de kin.
Met zijn geborduurde jas, vest en grote manchetten en de weelderige kant aan hals en polsen, ziet de man er zeer verwijfd uit. Bovendien blanket hij zijn gezicht en poedert, evenals de vrouw zijn haar. Dat wordt eerst met een pommade ingesmeerd en daarna gaat er een dikke laag rijstpoeder overheen.
Een doorn in het oog van het volk dat wel iets anders met rijstpoeder weet te doen.!