Het leven een kerstboom
Freeman vs. Mead
Lodewijk Brunt
Dezer dagen is een boek in pocketvorm verschenen, dat in het vroege voorjaar van 1983 aanleiding werd tot een van de grootste controverses die ooit in de sociale wetenschappen hebben gewoed: Derek Freemans Margaret Mead and Samoa. The Making and Unmaking of an Anthropological Myth. Het opvallende aan deze kwestie was niet zozeer dat er onmiddellijk kampen leken te ontstaan - vóór en tegen Margaret Mead, respectievelijk vóór en tegen Derek Freeman - als wel dat de discussie voor een groot deel plaatsvond in gewone kranten, tijdschriften, op de radio en de tv. The New York Times, Newsweek, Time, Life, de nieuwsrubrieken van CBS en ABC, The Chicago Sun-Times en de Herald Tribune: alle grote nieuwsmedia schonken er ruime aandacht aan, als ging het om een nieuwsfeit van wereldformaat. En de zaak is nog niet afgesloten. Toen ik een tijdje geleden in de Verenigde Staten was, bij voorbeeld, vond er op het antropologische instituut van de prestigieuze University of California te Los Angeles een tweedaags congres plaats over Freemans boek, waarbij handenvol prominenten uit binnen- en buitenland het woord voerden.
Waar ging het over? Als kersvers afgestudeerde antropologe begaf Margaret Mead zich in de jaren twintig naar het Amerikaanse deel van Samoa in de Stille Zuidzee om te onderzoeken in hoeverre de Sturm und Drang-periode, die destijds geacht werd onverbrekelijk verbonden te zijn met de puberteit, een biologisch of een cultureel bepaald fenomeen was. Zo'n vraag vormde destijds een heet hangijzer in intellectuele kringen. Er vond een fel debat plaats over nature versus nurture: waren allerlei eigenschappen van mensen door de ‘natuur’ gegeven of ging het om culturele gebruiken die veranderd konden worden? Mead was leerlinge van Franz Boas, een van de grote voorvaders van de Amerikaanse antropologie, die in deze het ‘nurture’-standpunt verdedigde en op grond daarvan werd gerekend tot het ‘cultureel determinisme’. Ze kwam uit Samoa terug met een sterk argument voor deze richting. Door uitvoerige gesprekken met jonge meisjes was ze erachter gekomen, dat van de typische puberteitsverschijnselen, waar Amerikaanse teenagers onder gebukt gaan, op Samoa geen sprake was. Integendeel, op het eiland waar ze haar onderzoek had verricht zou een idyllische sfeer heersen. Mensen waren op seksueel gebied tolerant en vrij. Jongens en meisjes die zin hadden om te vrijen deden dat met overgave, zonder angst voor moralistische praatjes of bestraffende vingers.
‘Als het ochtendgloren aanbreekt tussen de zachtbruine daken en de slanke palmbomen zich beginnen af te tekenen tegen een kleurloze, glanzende zee, verlaten de geliefden hun schuilplaatsen onder de palmbomen of de kano's op het strand om naar huis te sluipen, zodat bij daglicht iedereen in het eigen bed wakker wordt,’ is een van de beroemdste zinnen uit Coming of Age in Samoa. Het ontbreken van frustraties in de puberteit, zo luidde Meads boodschap, zou leiden tot evenwichtige, vriendelijke en zachtmoedige volwassenen. Kortom, een paradijselijke toestand. Meads boek werd gepubliceerd in september 1928 en trok meteen de aandacht. Enkele maanden later was een tweede druk noodzakelijk. Margaret Meads naam was gemaakt, ze was nog maar even in de twintig. Achteraf bezien is het begrijpelijk dat haar studie zo'n diepe indruk maakte. De antropologische traditie van langdurig veldwerk in een ‘vreemde cultuur’ was nog maar nauwelijks gevestigd in de Verenigde Staten. Hier kwam een jonge vrouw terug uit een exotisch gebied met een revolutionair verhaal: allerlei gedrag waarvan was aangenomen dat het rechtstreeks voortvloeide uit de menselijke aard, bleek bij nader inzien slechts op ‘willekeurige’ afspraken te berusten. Het kon dus anders! Wat een bevrijdend inzicht moet dit geweest zijn in een land als de Verenigde Staten, waar in die jaren vele honderdduizenden landverhuizers uit alle uithoeken van de wereld arriveerden, voedsel gevend aan Centrumpartij-achtige uitingen van vreemdelingenhaat en racisme. Progressieve intellectuelen konden de immigratiewetten te lijf gaan met Meads visie dat de ‘ongewenste’ manier waarop bepaalde etnische groepen zich gedroegen, binnen een of twee generaties zou kunnen worden afgeleerd. Maar ook op andere gebieden maakten hervormers dankbaar gebruik van haar inzichten.
Zo ontleende iemand als Benjamin Spock, die Mead terzijde stond bij de bevalling van haar enige kind, aan haar portret van Samoa het model voor zijn ideale, ‘anti-autoritaire’ opvoeding.
Freemans boek is een scherpe aanval op het cultureel determinisme van Boas en zijn leerlingen en bevat een vernietigend oordeel over de kwaliteit van Meads onderzoek op Samoa. In zijn ogen klopt er helemaal niets van het beeld dat ze van deze samenleving heeft opgehangen. Van een paradijs zou in de verste verte geen sprake zijn. De opvoedingspraktijken zijn volgens hem hard en wel degelijk autoritair, voor meisjes zou een kuisheidsideaal gelden en verkrachtingen of pogingen daartoe zouden aan de orde van de dag zijn. Margaret Mead, zo luidt een van Freemans conclusies, heeft zich door de meisjes met wie ze destijds omging in de boot laten nemen. Ze hebben er plezier in geschept om de jonge onderzoekster met sensationele leugens naar huis te sturen, vermoedelijk omdat ze goed in de gaten hadden dat dit het soort van verhalen was waar Mead met rode oortjes naar luisterde. Freeman voert enkele argumenten aan om dit oordeel aannemelijk te maken. Mead zou te jong en te naïef zijn geweest om zich tegen de invloed van haar leermeester te verzetten: hij heeft haar ingefluisterd wat ze moest vinden en als een dociel schoolmeisje hééft ze dat gevonden. Haar methode van werken zou ondeugdelijk zijn geweest, omdat ze zich in het dorp waar ze zat te veel afzijdig van de bevolking heeft gehouden. Ze woonde bij Europeanen in huis en nodigde daar de meisjes uit voor gesprekken. Op die manier heeft ze veel te veel gevaren op de koers van wat haar informanten zeiden en veel te weinig op haar eigen waarnemingen van wat ze in feite deden. Een volgende punt is Meads gebrekkige kennis van de plaatselijke taal. Juist bij een onderwerp als dit zou je als onderzoeker in staat moeten zijn de taal van je informanten vloeiend te spreken, zodat geen nuance je ontgaat.
Daarvan was bij Mead geen sprake, zoals Freeman trouwens al eerder heeft opgemerkt. Vele jaren geleden heb ik eens een artikel van hem gelezen in een vaktijdschrift, waarin hij Meads gebruik van Samoaanse termen en begrippen overtuigend met de grond gelijk maakt. Een laatste argument is Meads slordige en onvolledige studie van alles wat er vóór haar over Samoa geschreven was en lag opgeslagen in allerlei archieven. Daardoor heeft ze verschillende verschijnselen foutief geïnterpreteerd.
Het klinkt nogal dodelijk. Toch heeft Freeman onder vakgenoten betrekkelijk weinig sympathie ontmoet. Vooraanstaande collega's hebben zijn boek een laag bij de grondse publiciteitsstunt genoemd, om over de rug van een inmiddels overleden pionierster van wereldfaam zélf roem te vergaren. Veel van zijn argumenten zijn weerlegd of danig afgezwakt, terwijl sommigen zijn ‘Samoa-beeld’ al behoorlijk in gruzelementen hebben geschoten. Mijn indruk is een beetje, dat Freeman de held is van mensen die vroeger kritiekloos Mead vereerden. Zonder te beseffen dat er binnen de antropologie al decennia lang ernstige amendementen tegen Coming of Age in Samoa zijn aangevoerd. Misschien is het voor die mensen nuttig om niet alleen Freemans boek te lezen, maar eindelijk ook eens Margaret Mead zélf.