Iedereen naar de kapper!
Gerard Brands / Tekening The Tjong Khing
Tussen 1820 en 1970 emigreerden ruim 45 miljoen mensen naar de Verenigde Staten. De meesten van hen kwamen uit Europa. Dat is de reden dat zoveel Amerikanen een achternaam hebben die Duits, Pools of Italiaans klinkt. Vooral in de eerste tien jaar van deze eeuw kwamen heel wat nieuwe burgers de Verenigde Staten binnen: zowat negen miljoen. Deze ‘immigranten’ waren bijna allemaal arme mensen die nauwelijks Engels spraken. Zij waren daarom een makkelijke prooi voor oplichters als Ludovic Theodor Radzevil.
Ludovic Radzevil was een Oostenrijkse kapper. Toen hij werd opgeroepen voor het leger, nam hij de benen naar Engeland. Vanuit Liverpool wilde hij naar Amerika reizen, maar hij had niet meer dan twee scheermessen en tien shilling in zijn zak. Het was hoog tijd dat hij een paar centen verdiende voor de overtocht. Radzevil dacht onmiddellijk aan al die mensen die naar Amerika wilden emigreren.
Honderden mannen, vrouwen en kinderen wachtten al dagenlang op het vertrek van het schip dat hen naar Amerika zou brengen. Je hoorde allerlei talen door elkaar spreken. Een tolk, dat is wat zij nodig hebben, en die tolk ben ik, dacht Radzevil.
Het was niet zo dat hij veel vreemde talen sprak. Behalve zijn moedertaal Duits kende hij een paar woorden Hongaars. En hij sprak een heel raar soort Engels, want die taal had hij opgestoken uit een Engels wetboek en een Engelse bijbel.
Hij ging naar het kantoor van de scheepvaartmaatschappij en terwijl hij de uiteinden van zijn grote snor opdraaide, sprak hij: ‘Moge het zijn dat de geachte maatschappij nodig heeft de diensten van ene eerlijke en zeer ervaren tolk?’
‘Toevallig wel,’ zei de man die hem te woord stond.
‘Welke talen spreekt u?’
‘Alle Europese talen,’ antwoordde Radzevil brutaal, ‘en bovendien nog de meeste Afrikaanse en Aziatische talen.’ ‘Mooi,’ zei de man die er niets van geloofde, ‘zeg dan maar eens wat in het Chinees.’
Maar Radzevil trapte daar niet in. ‘Laat de directeur van de geachte maatschappij mij een vraag stellen in het Chinees en ik zal hem antwoorden in dezelfde tongval.’
De man van de scheepvaartmaatschappij liet het er maar bij zitten. Hij ging akkoord met de eisen van Radzevil: tien dollar in contanten, een eersteklas hut naar Amerika en een donkerblauw uniform met veel goudkleurig opstiksel en een pet met een insigne.
Voor 4 shilling liet Radzevil kaartjes drukken met de tekst: Ludovic Theodor Radzevil, Officiële Internationale Tolk. Gekleed in zijn opvallende uniform mengde hij zich de volgende dag onder de emigranten en deelde zijn kaartjes uit. De meesten konden niet lezen wat erop stond, maar ze hadden wel ontzag voor die man in zijn indrukwekkende uniform. Ze dachten dat Radzevil een Engelse admiraal was.
Radzevil zette een hoge borst op - inclusief zijn pet was kapper, die ook dacht dat hij te maken had met een hooggeplaatst persoon.
‘Waarde man,’ sprak Radzevil, ‘wat rekent gij voor het scheren van de baard en eveneens voor het knippen van de haren?’
‘Zes pennies elk, meneer,’ zei de kapper beleefd.
Radzevil zette een hoge borst op - inclusief zijn pet wat hij bijna twee meter - en hield de kapper zijn visitekaartje voor de neus. ‘In den vervolge de prijs voor elkeen die deze kaart presenteert is twee shilling voor het scheren van de baard en een shilling voor het verwijderen van overtollig haar. Evenzo ontvang ik van u de helft van dat bedrag. Huur voldoende snijders en scheerders want over enkele minuten zullen arriveren de klanten in menigte.’
Radzevil haastte zich terug naar de emigranten. Hij hield een spreektoeter voor zijn mond en bulderde dat de scheepvaartmaatschappij geen ruig behaarde vreemdelingen naar Amerika wilde vervoeren. Elke man en jongen moest zich laten scheren en knippen. Dat kon gebeuren op vertoon van het kaartje van Radzevil. En als ze bij de kapper vandaan kwamen moesten ze het kaartje weer inleveren bij Radzevil.
Honderden zenuwachtige emigranten bestormden de kapper, die drie dagen en nachten bezig was iedereen te knippen en te scheren. Daarna kwam Radzevil zijn deel van de winst opeisen. De kapper probeerde nog te sjoemelen, maar Radzevil wist aan de hand van de bij hem ingeleverde kaartjes precies hoeveel klanten er geweest waren.
Hetzelfde flikte hij met een handelaar in ijzerwaren. De emigranten kregen opdracht een jachtmes te kopen om zich te kunnen verdedigen tegen woeste indianen. De helft van de winst was weer voor Radzevil.
Hij had nog meer afspraken gemaakt om de emigranten geld uit de zak te kloppen, maar voordat hij ze allemaal naar een Turks bad kon sturen, moesten zij zich inschepen. Zelfs aan boord zag hij kans de mensen te bedriegen. Hij had kisten appelen in zijn hut opgeslagen. De emigranten vertelde hij dat de autoriteiten hadden bepaald dat iedere emigrant om gezondheidsredenen een appel moest eten. De appelen waren bij hem te koop voor de woekerprijs van 2 shilling per stuk.
Toen het schip in New York had afgemeerd, huurde hij binnen een paar uur een kantoortje aan de kade. Terwijl de emigranten in de rij stonden voor de douane, sprak hij hen toe. Ze konden blijven rekenen op zijn steun en goede diensten. Wilden ze geld sturen naar familieleden in hun oude vaderland? Radzevil is uw man. Wilden ze vrijstelling van militaire dienst? Geen probleem, Radzevil is bevriend met de president. (Er bestond helemaal geen dienstplicht in Amerika, maar dat wisten de nieuw aangekomenen niet.)
Op deze wijze plukte Radzevil de mensen kaal. Mensen die er toch al ellendig aan toe waren. Hij hield er een auto met chauffeur aan over. Zo gaat dat. Maar Radzevil is geen uitzondering. Er lopen ook vandaag de dag een heleboel Radzevils rond in de wereld die er hun beroep van maken de armen te bestelen.
■