In het pak/9 eerste helft zestiende eeuw
De delen 1 t/m 8 stonden vorige zomer in de Blauw Geruite Kiel
Leontien van Beurden
Illustraties: Franka van der Loo
Op het einde van de 15e eeuw zijn de middeleeuwen voorbij en met de zestiende eeuw begint, wat wij noemen ‘De Nieuwe Tijd’. Alles komt nu in een stroomversnelling. Zo komt Machiavelli, een Florentijns diplomaat, met hele nieuwe ideeën over hoe een vorst moet regeren. Dat komt er, populair gezegd, op neer dat deze maar gauw moet vergeten dat hij een ‘Gezalfde Gods’ is, die vanuit de christelijke idealen zijn volk dient. Integendeel, om zijn doel te bereiken mag hij best een slechterik zijn, als het maar in het algemeen belang van zijn land is. De grote vorsten Hendrik VIII van Engeland, Frans I van Frankrijk en Karel V van Duitsland hebben daar alle drie wel oren naar.
Luther gooit de knuppel in het hoenderhok van de rooms-katholieke Kerk en Columbus ontdekt Amerika. Daarop volgt een reeks van nog veel meer grote ontdekkingen, die verschillende naties een grote rijkdom bezorgen.
De renaissance, waar we tot ongeveer 1530 mee te maken hebben, leidt tot het humanisme. Een levensbeschouwing die het accent legt op de aardse vervulling en die de mens voorhoudt dat hij vanuit z'n eigen gevoel voor verantwoordelijkheid moet kunnen leven. Ook in de wetenschap komen grote dingen tot stand en Jacob Fugger brengt het geldwezen tot ontwikkeling door het oprichten van banken. Zo ontdekt men dat je met geld geld kunt maken.
Maar nu de kostuums:
Door al die gebeurtenissen werden de mensen veel zelfverzekerder. Ze liepen naast hun schoenen van eigendunk! En vooral de mannen. Als pralende hanen met grote pluimen op hun hoofd lopen ze rond. En sexy dat ze zich zelf vinden! Uit het gedecolleteerde jak stijgt hun machtige stierenek op. Hun mantel, de tabbaard, wordt met enorme pofmouwen gedragen, zodat ze breedgeschouderd of niet, toch die indruk geven. In de broek, op de plaats van het geslachtsdeel zit een buidel, de braguette, die opgevuld wordt om te suggereren dat de mannen heel wat in huis hebben. Het hele kostuum is buitengewoon veelkleurig en zit vol met splitten.
Die splittenmode is te danken aan de Zwitserse huursoldaten, de lansknechten. Een stelletje ongeregeld met nauwelijks een draad aan hun lijf. Toen ze op het einde van de vijftiende eeuw Karel de Stoute bij Nancy versloegen, waren ze zo door het dolle heen, dat ze zijn gekleurde, zijden tenten aan repen sneden, zich ermee behingen en aldus uitgemonsterd triomferend huiswaarts keerden. Dat appelleerde zó aan de fantasie van de bevolking, dat opengesneden kleding dé grote mode werd. Men trok daar dan poefjes hemd doorheen, die natuurlijk al gauw valse stukjes stof werden, omdat
[Vervolg op pagina 33]