Jean Rhys' biografie in brieven
Een literaire weduwnaar en de letter van een testament
Jean Rhys Letters, 1931-1966 Geredigeerd door Francis Wyndham en Diana Melly Uitgever: André Deutsch, 315 p., f57,25
Robert-Henk Zuidinga
Als een auteur verbiedt dat er, tijdens of na zijn leven, een biografie aan hem (of haar) gewijd wordt, zal dat, vaker dan uit bescheidenheid, voortkomen uit oprechte bezorgdheid om de feiten: dat ze er niet correct in vermeld worden, bij voorbeeld, of juist wél. En voor zover de schrijver zelf niet zo'n verbod uitgevaardigd heeft, houden anderen - veelal familieleden, inmiddels geïnstitutionaliseerd in ‘de literaire weduwe’ - dat graag onder controle.
Het verbod op een biografie draagt de suggestie in zich dat een autobiografie de grootste waarborg voor een correcte weergave van de feiten zou bieden, en dat is nog maar zeer de vraag. Zelfs auteurs die geheel te goeder te trouw zijn, dat wil zeggen geen gegevens willen verzwijgen of verdraaien, kunnen zich vergissen en zijn wellicht eerder geneigd op hun geheugen af te gaan, terwijl een serieus biograaf zich zal willen baseren op niets dan de feiten, bij voorkeur uit twee of drie hoeken bevestigd.
Als men ervan uitgaat dat auteurs geen bezwaar zullen hebben tegen een levensbeschrijving die juiste informatie bevat, resteert slechts hun bezwaar tegen de selectie van die informatie, datgene wat uiteindelijk in het boek terechtkomt. Een treffend voorbeeld is de recente strijd om het proef-hoofdstuk van een Vestdijk-biografie. Als mevrouw Vestdijk vindt dat onevenredig veel nadruk is gelegd op de seksuele activiteiten van haar man, is daarmee nog niet gezegd dat de waarheid geweld is aangedaan. (Wel blijft de vraag of de buitenwacht voor de appreciatie van Vestdijks werk zulke extra-textuele gegevens behoeft.) Een ‘literair weduwnaar’ is de Engelsman Francis Wyndham, die de letterkundige nalatenschap beheert van Jean Rhys, de schrijfster die in 1890 als Ella Gwendolen Williams op het Westindische Dominica geboren werd en in 1907 de boot naar Groot Brittanië nam, waar ze zestig jaar later als auteur erkenning zou krijgen voor haar roman Wide Sargasso Sea (1966) en de herdrukken van haar eerdere werk. Tussen 1927 en 1939 had ze een verhalenbundel en vier romans gepubliceerd, die in beperkte kring goed ontvangen waren maar niet tot een doorbraak geleid hadden. Daarop moest ze nog bijna dertig jaar na het verschijnen van haar vierde roman wachten, tot ze voor Wide Sargasso Sea twee belangrijke literaire prijzen ontving. Het financiële voordeel dat daarmee gepaard ging, kwam niet ongelegen, maar de erkenning kwam te laat om nog bevredigend te zijn. Typerend voor de verlate waardering was dat ze in 1978, op achtentachtigjarige leeftijd, in Buckingham Palace geridderd werd, kort voor haar dood in '79. Geschrokken van de vele onjuistheden - en in een aantal gevallen kwaadaardigheden - die ze had aangetroffen in publikaties over haar zelf, nam Jean Rhys twee maatregelen: ze liet bij testament vastleggen dat ze geen biografie aan haar gewijd wilde zien (tenzij door haar geautoriseerd, wat ze niet gedaan
heeft) en ze zette zich, een paar jaar voor ze overleed, aan een autobiografie. Die kwam slechts zeer gedeeltelijk af en verscheen postuum onder de sardonische titel Smile Please (1979, nog altijd niet vertaald).