[Nummer 7 - 21 juli 1984]
Maatstaf
De tweede ronde
Bzzlletin
De Revisor
tirade
Hollands maandblad
De Gids
Nieuw Wereldtijdschrift
Raster
In BZZLETIN 116 wordt meermalen met instemming gerefereerd aan de waardering van Kees Fens voor Zonder geluk valt niemand van het dak, een postuum verschenen verhaal van Jan Hanlo. Fens uitte zijn bewondering in een televisieprogramma van Aad van den Heuvel rond de Boekenweek. De nieuwsgierigheid die hierdoor werd gewekt naar Hanlo's proza wordt in het aan hem gewijde nummer van BZZLETIN niet bevredigd. Wel wordt de lezer geacht buitengewoon veel belangstelling te hebben voor Hanlo's leven. Ser Prop geeft een feitelijke biografie, maar Aldert Walrecht gaat zich te buiten aan een jolige biografische speurtocht langs familie en vrienden van de auteur onder de titel ‘Jan Hanlo als Jezus’. Onder een foto van de vierjarige Hanlo plaatst hij de tekst ‘Wie zou op zo'n jongetje niet verliefd worden! Het is een schattig plaatje van een echte little lord Fauntleroy.’ Walrecht voert veel nutteloze gesprekken met een bewonderende omgeving, die vaak maar weinig toe te voegen hebben aan Props biografie, maar die wel voorzien zijn van totaal overbodige en irritante terzijdes waar dezen en genen omstandig bedankt worden. In andere bijdragen komen Hanlo's buurman en een zijdelingse vriend aan het woord, Albert Jan Govers. De levensfeiten overheersen, ook in de artikelen over Hanlo's poëzie. Rob Schouten en Peter de Boer interpreteren het gedicht ‘Archangel’ en doen dat ook met behulp van biografische gegevens. In DE REVISOR gaat dat anders: daarin publiceert Tom van Deel de lezing die hij in april op het filologencongres in Nijmegen hield: ‘Aandacht voor de tekst’. Hij breekt daarin, ruim twintig jaar na dato, weer eens een lans voor de literatuurbeschouwing à la Merlyn. Een criticus moet ‘door Merlyn zijn heengegaan’ betoogt hij. Volgens Van Deel wordt dit aan de universiteit niet meer zo erg bevorderd en ligt de nadruk op de aandacht voor de
literatuurgeschiedenis, zoals in Leiden onder invloed van Ton Anbeek. In DE REVISOR staat proza van Sjoerd Kuyper en Joost Zwagerman, een vertaald verhaal van John Berger en veel poëzie. In het vorige nummer werd de tekst gepubliceerd van het SLAA-gesprek van Jan Kuijper met Ad Zuiderent, in dit nummer met de dichter C.O. Jellema. Maarten van Buuren schrijft een lang essay over H.C. ten Berge. Daarbij staan foto's van slachtoffers van de veenmoorden uit Ten Berges De witte Sjamaan die zo opgenomen hadden kunnen worden in het dubbelnummer 9/10 van het tijdschrift DE WOLFSMOND, een themanummer over de dood. ‘De dood leeft niet in Nederland’ luidt de flauwe, paradoxale eerste regel van het redactioneel. In het voetspoor van DE GIDS, die in de jaren zestig een nummer wijdde aan de filosofische en sociologische kanten van de dood, neemt DE WOLFSMOND vooral creatieve bijdragen over de dood op. Ramón Gieling opent het nummer met een vreemd ‘Geïllustreerd woordenboek van de dood’, waarbij zijn alfabet niet verder gaat dan de s van de elektrische stoel. De t van touw en de w van worgpaal en zo verder ontbreken. Johanneke van Slooten bracht een bezoek aan de directrice van de Dienst Algemene Begraafplaatsen en Crematoria van Amsterdam, Coco Snoek. De quasi droge en zakelijke manier waarop er in extenso wordt gesproken over het composteren van lijken in de aarde - rozen doen het het beste op een graf vanwege het vocht dat vrijkomt bij de verrotting - en over de geur van verbrand mensenvlees bij de ovens van de crematoria is een beetje weerzinwekkend. Wel de moeite waard is het proza van Jacques Rigaut, met een nawoord van Peter Nijmeijer. Hij vertaalde ook de gedichten van de Ier Seamus Heaney, waarbij een foto van een dode in het veen staat. Willem Diepraam maakte foto's van een begrafenis op Aruba. DE WOLFSMOND wordt sinds enkele nummers uitgegeven door
Uitgeversmaatschappij Tabula van Jeroen Koolbergen. De eenmansredactie van Ramón Gielen is met ingang van dit nummer uitgebreid met Peter Nijmeijer. In TIRADE 292 staat een portfolio van de schrijver/schilder Oscar de Wit met tekst van Ronald Spoor. De Wit meet zich in zijn werk met Du Perron en Multatuli. Zijn preoccupatie met de laatste blijkt uit vier gereconstrueerde portretten van Douwes Dekker. De lectuur van zijn werk inspireerde De Wit tot portretten van Woutertje, Sjaalman en Max Havelaar. Het NIEUW WERELDTIJDSCHRIFT van juli heeft op het omslag een foto van een aap uit de Antwerpse dierentuin, waar men een van de surrealistische kunstwerken zou verwachten van de in dit nummer geïnterviewde Marcel Mariën. Het is een overvol nummer met een interessant essay van Hans G. Helms over ‘De computer en de fantasie’, tien gedichten van Ed Leeflang, een essay van Offermans over Cortázar, nieuw proza van Walter van der Broeck over de Koning van België en weer aardige afleveringen van de rubrieken van De Wispelaere en Portnoy. Is België aan een rehabilitatie toe? Het MUSEUMJOURNAAL (nr. 3, 1984) gaat ook al over België.