Het leven een kerstboom
Waarom geen vrouw als president?
Lodewijk Brunt
De laatste jaren heb ik heel wat mismoedige verhalen gehoord en gelezen over het feminisme. Het optimisme van de jaren zestig over het geluk dat ons ten deel zou vallen als de samenleving eenmaal ‘gefeminiseerd’ was, heeft inmiddels plaats gemaakt voor berusting. De economische crisis en het politieke conservatisme leiden tot sombere vooruitzichten. Mensen hebben wel iets anders om aan te denken dan het opstoten van vrouwen in de vaart der volkeren. De fut is eruit, het feminisme is op sterven na dood. De vraag of deze stemming realistisch is, valt moeilijk te beantwoorden. Ik heb de indruk dat er aanzienlijke nationale verschillen bestaan. Van de ‘grote matheid’ op dit gebied die in Nederland heerst, is bij voorbeeld in Frankrijk veel minder sprake. En de algehele somberheid is misschien wel het minst van toepassing op de Verenigde Staten. Integendeel, er is iets aan de hand met Amerikaanse vrouwen: het Amerikaanse feminisme lijkt vitaler dan ooit. Zeker, de programmapunten die nu op de agenda staan zijn anders dan die van vroeger, maar de inzet waarmee deze doeleinden worden nagestreefd is minstens zo groot als toen. Wat gebeurt er?
In een recent vraaggesprek merkt Gloria Steinem op, dat de emancipatiebeweging in een Tweede Stadium is aangeland. Twintig jaar lang, zo zegt ze, is er gewerkt aan het leggen van een stevig fundament en nu is de tijd gekomen om de vruchten te plukken. De oude waarden, die vrouwen op hun plaats hielden, zijn grondig ondermijnd. Wat ons te doen staat is nieuwe te formuleren. Steinem verwacht dat we een periode tegemoet gaan, waarin oude seksuele mythen plaats maken voor meer ‘humanistische modellen’. Onze geest zal niet langer bepaald worden door onze genitaliën, iedereen zal in de gelegenheid zijn om de ‘gehele menselijke ervaring’ te ondergaan. Wat Steinem voorspelt is niets meer of minder dan een nieuwe Verlichting. Zowel vrouwen als mannen zullen daarvan profiteren, de mensheid als geheel zal er gelukkiger van worden. Ik geef toe, het klinkt bombastisch, maar wervend is het wel. Is er behalve deze vaagheden ook iets concreets te verwachten, iets meetbaars? Ik ben bang dat Steinem het wat dat betreft een beetje laat afweten, want op de vraag hoe vrouwen het in de politiek zullen doen, antwoordt ze: ‘Als het met het presidentschap gaat zoals met andere posities waar échte macht mee verbonden is - niet alleen symbolische macht - dan zal bijna ieder denkbaar soort man eerder in het Witte Huis terecht komen dan welke vrouw ook.’
Het is eigenaardig dat ze dit zegt. Juist met het oog op de komende presidentsverkiezingen wordt allerwegen in de Verenigde Staten gespeculeerd op de mogelijkheid dat er dit jaar wel degelijk een vrouw in het Witte Huis terecht zal komen, zij het voorlopig als vice-president. Want onlangs zijn vrouwen ontdekt als kiezers waar rekening mee gehouden moet worden. De enige mogelijkheid voor Walter Mondale om van Reagan te winnen in november, zo denken velen, is om de verkiezingen in te gaan met een vrouw als kandidaat voor het vice-presidentschap. Edward Koch, de burgemeester van New York City, die beslist niet van radicale sympathieën verdacht mag worden, zei kort geleden: ‘Een vrouwelijke kandidaat zou ons meer vrouwenstemmen opleveren, maar niet alleen dat. Ze zou ook de stemmen van jonge mensen kunnen trekken, vanwege het idee van een doorbraak. Ik zeg je, dat is geen kattepis!’ Het conservatieve weekblad Time (4 juni 1984) wijdde een lange coverstory aan de vraag ‘Waarom geen vrouw?’ en daarin was onder andere te lezen, dat de Amerikaanse politiek nog steeds een aangelegenheid is van voornamelijk mannen, maar dat vrouwen bezig zijn politieke macht te vergaren op een manier die nog niet eerder vertoond is in de geschiedenis. ‘Als kiezers zijn vrouwen nu een beslissende factor geworden in de nationale politiek. Sommige Republikeinen zijn zelfs bang dat Ronald Reagans gebrek aan populariteit onder vrouwen hem dit najaar de overwinning zal kosten.’
De politieke betekenis van vrouwen blijkt bij voorbeeld uit het belang dat de presidentskandidaten van de Democratische Partij hechten aan de steun van NOW (National Organization for Women). Vorig jaar kregen Glenn, Mondale, Hart en de anderen de gelegenheid om de jaarvergadering van deze beweging toe te spreken en de een sloofde zich nog harder uit dan de ander om te laten zien hoe feministisch hij wel was. ‘NOW has become big-time feminism,’ zei iemand over die gebeurtenis, ‘twintig jaar nadat de beweging werd opgericht is ze een overtuigend politiek succes geworden.’ Ter verklaring van deze verrassende opkomst van vrouwen is het begrip ‘gender gap’ in zwang gekomen: de kloof tussen de geslachten. Deze ‘seksekloof’ duidt op een verschijnsel dat zowel uniek als opzienbarend is. In het juni-nummer van Esquire, waarin de verschijning van de ‘nieuwe Amerikaanse vrouw’ wordt gevierd, legt Barbara Ehrenreich uit wat de achtergronden zijn. Van 1920, toen vrouwen het kiesrecht kregen, tot 1980 hebben vrouwen altijd vrijwel precies hetzelfde stemgedrag te zien gegeven als mannen. Op zich zelf was dat al opmerkelijk gezien het kiesgedrag in Europa: daar werd door vrouwen over het algemeen een stuk conservatiever gestemd dan door mannen. Maar sinds 1980 blijkt uit allerlei opinie-onderzoeken dat Amerikaanse vrouwen linkser geworden zijn dan mannen. ‘Nergens ter wereld,’ zegt Ehrenreich, ‘althans nergens waar opinieonderzoek wordt gehouden, zijn vrouwen ooit aan de linkerkant van mannen uitgekomen.’ De ‘seksekloof’ lijkt sprekend op de ‘generatiekloof’ van de jaren zestig. Toen bleken vele honderdduizenden studenten, afkomstig uit de gegoede middenklasse, alle voor de hand liggende verwachtingen over hun gedrag te logenstraffen. Ze waren niet dankbaar voor de zegeningen van het
kapitalisme, de welvaart waar ze ruimschoots van konden profiteren en de talloze ontplooiingskansen die werden geboden, maar keerden zich er walgend van af en ontpopten zich als radicalen, hippies, pacifisten en hele of halve revolutionairen. Net als de ‘generatiekloof’ destijds het politieke klimaat bepaalde, zou in de jaren tachtig de ‘seksekloof’ op z'n minst in staat kunnen zijn een regering ten val te brengen. Aldus Ehrenreich.
De kans dat zich op korte termijn een dergelijke ‘seksekloof’ in Nederland zal manifesteren lijkt me gering. De economische basis die daarvoor nodig zou zijn, als ik Ehrenreich goed begrepen heb, ontbreekt hier. De radicalisering van Amerikaanse vrouwen is namelijk een direct gevolg van het feit dat ze in groten getale buitenshuis werkzaam zijn en daar op directe en concrete manier worden geconfronteerd met discriminatie. En is Nederland niet het land met het allerlaagste percentage buitenshuis werkende vrouwen ter wereld? De ‘feminisering’ van de Amerikaanse politiek lijkt alleen nog een kwestie van tijd. Of, zoals iemand in het genoemde nummer van Time zei: ‘De belangrijkste stap naar de revolutie is al gezet. We praten er niet langer over óf er een vrouwelijke presidentskandidaat zal komen, de vraag is wanneer.’