Kennis & vernuft
Altruïsme en opportunisme bij de hyena's
Rob Sijmons
De mens heeft een unieke, zelfs uitverkoren positie in de natuur: dat is een centrale stelling van het creationisme. Deze denkwijze baseert zich op het absolute gelijk van de bijbel; het scheppingsverhaal moet letterlijk genomen worden, de evolutietheorie is onzin. In ons land is de Evangelische Omroep het bolwerk van creationisme. De invloed daarvan, bij voorbeeld op wetenschap en onderwijs, is veelal te verwaarlozen. In de Verenigde Staten ligt dat anders. De godvruchtige volkswil daar is sterk, zo sterk dat president Reagan bij zijn vorige verkiezingscampagne beloofde: het biologieonderwijs moet evenveel tijd aan Genesis als aan Darwin gaan besteden. De situatie is zo ernstig dat onlangs de NAS, de Amerikaanse Academie van Wetenschappen, een populair rapport publiceerde dat in feite het creationisme naar het rijk van de Science fiction verwijst.
De EO voert onverveerd de ‘Adam of aap’-discussie van een eeuw geleden; de serieuze wetenschap kijkt niet meer óf we een evolutionaire verwantschap met de aap hebben, maar hoe die in elkaar steekt. Volgens de gangbare opvattingen zijn de Afrikaanse chimpansee en gorilla onze evolutionaire naasten. Een artikel in het wetenschapsblad Nature (5 april 1984) kiest echter voor de Aziatische orang-oetan. De schrijver, antropoloog Jeffrey Schwartz, doet die keuze vooral op grond van op elkaar lijkende details van de vormen in schedels en tanden. Er zijn volgens hem veel meer overeenkomsten met de orang dan met chimp of gorilla.
Het grote probleem voor dit type onderzoek is het nog steeds ontbreken van de tijdmachine: wetenschappers kunnen niet terugreizen in de tijd om zelf de evolutie waar te nemen. Je krijgt dus per definitie een afgeleide bewijsvoering, die soms de ene, soms de andere kant uitwijst. Zo moet Schwartz toegeven dat er ook argumenten zijn om de chimpansee dichter bij de mens te plaatsen. Als je een biochemische analyse maakt van hemoglobines, de stoffen in het bloed die zorgen voor het zuurstoftransport, dan is de gelijkenis tussen mens en chimp verbluffend, en staan mens en orang-oetan verder van elkaar. De structuur van die hemoglobines is erfelijk bepaald, en daarmee zeggen overeenkomsten en verschillen iets over gemeenschappelijke voorvaders (en voormoeders) in de evolutie.
Er is wel een argumentatie om dit feit weg te redeneren: toevallig heeft de evolutie de voorvaderlijke hemoglobine van mens en chimp niet veranderd, maar overigens staan deze twee soorten toch verder van elkaar. Dat is evenwel een redenering die elk beroep op overeenkomsten discutabel maakt.
Dit soort controverses lijkt voornamelijk van academisch belang: zelfs EO-aanhangers zal het een zorg zijn of de mens volgens evolutiebiologen het dichtst bij de chimp of orang-oetan staat. Toch is er een tak van wetenschap die aan dit soort conclusies maatschappelijke gevolgen verbindt: de sociobiologie. Zij tracht diergedrag vooral te verklaren uit biologische variabelen; resultaten van sociobiologisch onderzoek zijn dan sterker op de mens te betrekken als het om dieren (apen) gaat die dichter bij de mens staan.
Op die manier wordt het - mede - gerechtvaardigd om chimpansees menselijke motieven en houdingen mee te geven. Dr. Frans de Waal aarzelde bij voorbeeld niet om een macchiavellistische analyse te presenteren in zijn boek Chimpansee-politiek. De chimp Puist uit zijn Arnhemse kolonie kent hij gedragstrekken toe als ‘achterbaks’ en ‘leugenachtig’, om maar een voorbeeld te noemen.
Ander onderzoek uit deze school zoekt naar altruïstisch gedrag van beesten. Toevallig in dezelfde Nature-aflevering rapporteren twee onderzoekers over ‘Vlooien, bondgenootschappen en wederzijds altruïsme bij Vervet-apen’. Vlooien doen apen als teken van affiniteit. Doen ze dat bij dieren waarvan ze geen familie zijn, dan is dat ook een stap tot het opbouwen van een verbond. Is er dan een dreiging van buitenaf, dan mag verwacht worden dat de via het vlooien verkregen bondgenoot te hulp komt. Het is dus strategisch lonend om op die manier altruïstisch te zijn.
Zeven jaar veldstudie bij bruine hyena's gaf ook al gegevens over onderlinge hulppatronen. De vrouwtjesdieren leven in een soort commune; een mannetje domineert hen, maar blijft meestal niet langer dan twee jaar bij dezelfde groep. Hulp bestaat vooral uit de opvang van jongen: voeselvoorziening, zogen van wezen. Vrouwtjes helpen zelfs ver verwante leden van de commune: later helpen die weer hun helpsters. Maar (jonge) mannetjes doen dat slechts tegenover hun allernaasten.
Deze waarnemingen worden, geheel in lijn met de sociobiologische uitgangspunten, geïnterpreteerd naar het profijt dat het individu en de groep van een handeling kunnen hebben. Volgens de theorie levert zeker het helpen van de allernaasten een vergroting van overlevingskansen - wat ook evolutionair een voordeel is. Maar ‘omdat de meeste vrouwtjes in de commune blijven en op den duur ook nageslacht zullen krijgen, verwerven zij extra voordeel door het groter worden van de commune, en boeken dus (extra) profijt door zowel naaste als verre verwanten te helpen. In een grotere commune zijn meer verdedigers en helpsters, en met name de vroeger geholpenen doen wat terug door hun helpsters te helpen. Dat mannetjes niet zo behulpzaam zijn is zo ook redelijk: ‘de meesten trekken weg, zodat zij niet zouden profiteren van een grotere commune; zij hebben daarom minder dan vrouwtjes te winnen door het helpen van verder verwijderde familie’.
Als je er maar beter van wordt: de mens is een dier, het dier is ook maar een mens.
Dit soort intrigerende observaties wordt bij voorbaat zo geordend dat er voor mensen begrijpelijke doelstellingen uitkomen. Alle handelingen hebben zo'n doel, en voor de sociobiologie is het hoogste doel een vergroting van overlevingskansen, verbetering van de soort, voortgang van de evolutie. Ook die eenzijdigheid heeft zijn enge kantjes: voor je het weet handel je als vrouwvriendelijk mens bij voorbeeld contra-evolutionair, kijk maar naar de chimps of hyena's. Dat kan nooit goed zijn, de evolutie zal je straffen.
De zienswijze die overal een doel achter ziet heet teleologie (van het Griekse teleos, zijn vervulling bereikt hebbend.) Het hogere doel van de EO wordt bestudeerd door de theologie. Het verschil is soms kleiner dan je denkt.
■