Transseksualiteit
Er is één onderwerp dat centraal staat in dit boek: haar ervaringen als transseksueel. Over die ervaringen schrijft ze op een betrokken wijze en met een grote dosis moed en helderheid. De verschillende fasen van haar ontwikkeling als transseksuele, vanaf haar vroege jeugd tot en met de tijd na haar medische behandeling, beschrijft ze op een speelse manier, waarbij ze allerlei vooroordelen en stereotypen opruimt. Ze vertelt hoe haar opvoeding was (haar grote liefde voor haar ouders wordt in een paar ontroerende details beschreven), hoe ze als kind en puber tegen de wereld aankeek, hoe ze haar vrienden en vriendinnen koos en dikwijls ook verloor, hoe de ideale man en vrouw er bij haar uitziet enzovoort. En dan, als de operatie plaatsvindt rijzen er vele vragen: hoe reageert zij zelf daarop, hoe de artsen, hoe haar omgeving? Met welke naam zou ze nu door het leven gaan?
Transseksualiteit is voor mij altijd zo'n vreemd fenomeen geweest, omdat ik me niet kon inleven in de transseksueel en vooral niet in passie en fanatisme waarmee naar geslachtelijke verandering verlangd wordt. Een passie die het gehele leven van de transseksueel beheerst. Ik wil niet zeggen dat die vervreemding geheel verdwenen is, maar ik weet zeker dat ik er meer van begrijp en het beter kan navoelen. En dat is geen geringe verdienste van Dirkje Kuiks boek.
Er wordt opmerkelijk veel aandacht besteed in Huishoudboekje met rozijnen aan de boeken die Dirkje als kind las; drie essays, getiteld ‘Leesplankje van Lotje’ gaan erover. Die grote leeshonger kwam, zoals zij zelf vermeldt, tegemoet aan ontsnappingslust; kinderen met transseksuele neigingen trachten volgens haar reeds voor de puberteit de lijfelijke persoonlijkheid te ontvluchten. De groei van de verbeeldingskracht is van het grootste belang voor zo'n kind. Hoe troostend en opluchtend moet het voor zo iemand zijn om afwisselend zich te kunnen identificeren met vrouwelijke of mannelijke personages. Voor de kleine Dirkje bij voorbeeld is niet Winnetou maar diens zuster de heldin.
De schrijfster heeft dan ook geen goed woord over voor de vrij algemene tendens in de negentiende eeuw om de groei van de verbeelding te beknotten. In die eeuw werd voor een belangrijk deel de scherpe scheiding der seksen doorgevoerd. Vooral in de keuze van lectuur en speelgoed werd die scheiding tot stand gebracht. Op een meesterlijke wijze heeft Multatuli in zijn Woutertje Pieterse de rol van de fantasie en lectuur voor het kind onder woorden gebracht.
Kuik heeft een eigen term voor transseksualiteit: namelijk genderdiaspora. Haar bezwaar tegen de term ‘transseksualiteit’ is dat deze de kern niet raakt. De term geeft slechts een fase weer en is weinig bruikbaar, als het om de ontwikkeling gaat van dit trauma bij een kind. Genderdiasporische verschijnselen treden reeds vroeg op in de kindertijd, als de geslachtelijke identiteitsgevoelens (gender-identity) zich niet juist verhoudt tot de lichamelijke geslachtelijkheid. Dirkje Kuik kwam aan de term ‘genderdiaspora’ toen ze met een joodse vriend in een koffiehuis zat.
Hij was een van de weinige vrienden die was overgebleven na de geslachtelijke bijstelling. De joodse vriend heeft het moeilijk met de verandering en citeert Walter Benjamin: ‘Vrouwen zijn ander land.’ Kuik stemt in met dit citaat. Ze meent dat er inderdaad een kloof is tussen mannen en vrouwen. ‘Zeker, de vrouw woont in een ander land,’ zegt ze. ‘Daarom ben ik ook een vrouw, ik hoor niet thuis in het land van de man.’ De joodse vriend vergelijkt haar lot met die van het joodse volk in verstrooiing in de woestijn en zegt dan: ‘Ja, dat gaat niet, geen mens houdt het zijn gehele leven in de woestijn uit! Ja, dan heb je een juiste stap gedaan.’