Kennis & Vernuft
Bevat een wiskundeknobbel het mannelijk hormoon testosteron?
Rob Sijmons
Jongens doen het beter in het vak wiskunde dan meisjes. Naar aanleiding van een vraag daarover van een lerarenopleiding hebben vier andragogen naar de oorzaken gezocht. Via het blad van de Amsterdamse Wetenschapswinkel laten de onderzoeksters weten ‘dat meisjes op een andere manier denken dan in het wiskunde-onderwijs wordt gevraagd’. Wiskundige formules zeggen meisjes niets, terwijl, zo lijkt het, jongens ze gemakkelijk en vanzelfsprekend hanteren. ‘Eigenlijk is wiskunde een formele taal waar je van alles mee kunt doen,’ meldt onderzoekster Renee Hablé. ‘Als jongens deze taal leren lijkt het wel of ze in de huid van de taal kruipen.’
Het riekt allemaal erg naar een aangeboren verschil in wiskunde-talent, ook al wordt de andragogische oplossing gezocht in wiskunde-onderwijs dat aansluit bij de ‘belevingswereld’ van meisjes. Is er zo'n aangeboren verschil? Wie denkt das Weib?
Wie de idealen van gelijkheid aanhangt, zal zo'n erfelijk onderscheid voorals nog moeilijk te pruimen vinden. Helaas zijn er meer aanwijzingen voor. Dat betref een verschil in hersenfunctie tussen de seksen en daarmee een mogelijke verklaring voor het verschil in wiskundetalent. Centraal daarbij staat het werk van de Amerikaanse neuroloog Norman Geschwindt, werkzaam op de Harvard Medical School. Zijn theorie in korte stappen:
o Onze hersenen bestaan uit twee niet gelijkwaardige helften. Bij de meeste mensen wordt onder meer de spraak gestuurd door de linkerhersenhelft, en ruimtelijke activiteiten door de rechterhelft. Dit ‘normale’ type mens is rechtshandig. o Bij een minderheid van de mensen heeft de rechter hersenhelft de linker overvleugeld wat betreft taalvaardigheden. Dat leidt tot problemen bij het leren lezen en spreken, vaardigheden die normaal onder de linkerhelft ressorteren. Deze ‘afwijkende’ groep mensen omvat ‘de meeste zo niet alle linkshandigen’, zegt Geschwindt.
o Met deze groep is meer aan de hand. Naast de linkshandigheid en taalproblemen als autisme, dyslexie en stotteren blijkt er ook veel migraine voor te komen. Verder veel zogenaamde auto-immuunziekten (waarbij het lichaam het natuurlijk afweermechanisme tegen ‘vreemde’ stoffen ook gebruikt tegen lichaamseigen stoffen). Ook bepaalde talenten (muzikaliteit, kunstzinnigheid, wiskundig inzicht) zijn in deze groep relatief oververtegenwoordigd. Dat komt dus allemaal door een overontwikkelde rechter hersenhelft.
o Zo'n afwijkende ontwikkeling van de verhouding tussen de twee hersenhelften, stelt Geschwindt, komt (mede) tot stand door blootstelling - al in de baarmoeder - aan het mannelijke hormoon testosteron. Jongetjes zullen dan vaker die ‘afwijking’ hebben dan meisjes. Bij proefdieren is een dergelijke invloed van hormonen gevonden. Mannen zijn inderdaad vaker linkshandig dan vrouwen.
Het is een cocktail van feiten en hypotheses. Geschwindt was dan ook niet verbaasd dat collega's zijn ideeën nogal sceptisch begroetten. Toch kwam er onderzoek dat in ieder geval enige vorm van toetsing betekende. Als de theorie klopt, dan moet er een zeer uitgesproken groep zijn met een opvallende combinatie van eigenschappen: linkshandige mannen, die problemen hebben met lezen en spreken, relatief vaak lijden aan auto-immuunziekten en migraine, maar daartegenover grote talenten wat betreft kunst en wiskunde.
Wat betreft de wiskunde-aanleg bleek er al statistisch materiaal voorhanden, vergaard voor een grootscheeps onderzoek naar ‘wiskundig vroegrijpe’ kinderen. Onderzoekers Camilla Benbow en Julian Stanley analyseerden hun basis gegeven opnieuw. Hun conclusie, gepubliceerd in Science:
- De kleine groep van mathematisch geniale kinderen bevat 13,4 keer zoveel jongens als meisjes. Dat verschil is niet te verklaren uit een milieu-hypothese (meisjes anders geconditioneerd ten opzichte van wiskunde, andere attitude).
- Twintig procent van deze wonderkinderen is linkshandig, meer dan twee keer zoveel als ‘normaal’. - Zestig procent heeft afwijkingen aan het immuunsysteem, dat is vijf keer zoveel als wat algemeen voorkomt. Meestal gaat het om allergieën en asthma.
- Omdat Geschwindt ook nog een verband veronderstelt tussen bijziendheid en intelligentie, hebben Benbow en Stanley ook dat onderzocht; zeventig procent van de genietjes bleek deze oogkwaal te hebben.
‘Het is een grappig mechanisme,’ zegt Geschwindt. ‘Op het eerste gezicht ziet het eruit alsof je bewust schade moet veroorzaken om talent te verkrijgen.’ Het is ook ‘een beetje een verraderlijk mechanisme. Als je het overdrijft, kom je in de problemen.’ Je krijgt genieën of mensen met ernstige leerproblemen. Daarom, zo verklaart de onderzoeker, blijkt de groep jongens die uitgesproken slecht in wiskunde is, waarschijnlijk ook relatief groot (groter dan die van meisjes die slecht in wiskunde zijn). Daarvoor zijn aanwijzingen.
Op deze onderzoekingen is uitgebreide methodologische kritiek mogelijk; zo kan de test op wiskundig talent erg op jongens afgestemd zijn, wat de scores van meisjes negatief beïnvloedt. Het verband tussen testosteron en de wiskundeknobbel is niet onmogelijk, maar vooralsnog pure speculatie. En uitspraken over gemiddelden mogen nooit vertaald worden naar het individu. Uit eigen ervaring weet ik dat wiskunde-faculteiten niet voornamelijk bevolkt worden door stotterende, linkshandige, bijziende, allergische mannen.
■
Bron: Science, 9 juli 1982, 2 en 23 december 1983.