Afstandsbediening
Wibo, Rein en Lucie
Nico Scheepmaker
Zaterdagavond 7 januari werd ik opgebeld door Wibo van de Linde. Dat was me bij mijn weten nog nooit eerder gebeurd, maar ik liet natuurlijk niet merken hoe verguld ik was. Hij wilde mij opmerkzaam maken op een film die hij die avond in Tros Aktua uitzond over een geval van euthanasie. In vage termen omschreef hij waarover het ging: een man en vrouw die besloten hadden euthanasie te plegen, de vrouw die als eerste ging, de man die daarna door bleef leven en nog met de vriendin van zijn vrouw trouwde. Er kunnen rare dingen gebeuren in het niemandsland van de euthanasie, zei Wibo, en het zou plezierig zijn als iemand daar eens iets zinnigs over schreef.
Ha, eindelijk waardering, dacht ik, en ik zei: je bent zeker bang dat iedereen vanavond naar het zaalvoetbal op het andere net zit te kijken, want hoewel ik stellig geloof in de innerlijke goedheid van de mens, is een gezond wantrouwen in andermans drijfveren de motor waarop de journalistiek voortbeweegt. Ik keek dus naar het zaalvoetbal en deed Wibo in de weckfles van de video, voor later. Want mijn tv-column voor de GPD-kranten zou ik toch pas aan het einde van de week hoeven te schrijven.
Zondagavond half tien werd ik opgebeld door de adjunct-hoofdredacteur van de GPD, Rimmer Mulder, die mij vroeg of ik nog naar dat programma van Wibo had gekeken. Hij kon zich namelijk voorstellen dat daar in de maandagkranten over geschreven zou worden, en vroeg zich af of ik er toevallig al over geschreven had. Ik bekende dat het nog in de weckfles zat, maar dat ik er nu meteen naar zou gaan kijken. De kwestie was namelijk, zei Rimmer, dat hij zich afvroeg of je zoiets wel doèn kon, wat Wibo had gedaan. Journalistiek gezien, menselijk gesproken, van een ethisch standpunt bekeken. Hij was nog niet uitgesproken toen ik al op weg was naar mijn video...
De volgende dag schreef ik in mijn dagelijkse column Trijfel in de GPD-bladen dat ik Wibo's docudrama fascinerend had gevonden, en dat ik niet voor de volle honderd procent zeker was of deze manier van berichtgeving kosjer was, maar dat ik het in zijn geval net zo zou hebben gedaan. Het was geen normale Tros Aktua-reportage geweest, maar een als column gemaakte documentaire, waarin Wibo, als vriend van de Van Bemmelens, zijn persoonlijke ervaringen, twijfels en gewetensbezwaren had verwerkt. De wijze waarop hij dat gedaan had was fragwürdig. Het was, hoe je het ook wendde of keerde, halverwege toch uitgedraaid op een soort requisitoir over Rein van Bemmelen, en je mag je afvragen of zo'n rechtsvoering zonder advocaten en ook zonder de ‘verdachte’ (tussen aanhalingstekens, dat wel) en plein public fatsoenlijk, wenselijk, kortom kosjer is. Ik heb me, voordat ik opschreef dat ik het net zo zou hebben gedaan in zijn geval, dan ook wel degelijk enige minuten zitten beraden over deze vraag. Ik zag de morele bezwaren die konden worden aangevoerd, ik kon ze zelf stuk voor stuk beredeneren, maar uiteindelijk zeiden mijn instinct en mijn gevoel mij dat het, hoewel het op de rand van het toelaatbare en ontoelaatbare was, toch mogelijk moest zijn zo'n geval op die manier op het scherm te brengen.
Later ben ik daar gedeeltelijk op teruggekomen, nadat ik van vrienden en oud-leerlingen van Rein en Lucie van Bemmelen wat meer achtergronden had gehoord over de curieuze, zeer liefdevolle maar vol rolpatronen zittende verhouding tussen deze beide, merkwaardige mensen. Ik wijd daar nu en hier niet over uit, ik heb in dat opzicht al een ‘redresserende’ Trijfel in de GPD-bladen geschreven, waarin bepaalde merkwaardige handelingen en opmerkingen van Rein in Wibo's tv-column in een ander licht gezien worden. Inmiddels heeft Sonja Barend ook al bijna een half uur van haar programma aan Wibo's docudrama besteed, en omdat ik aanneem dat elke rechtgeaarde Vrij Nederland-lezer naar Sonja's programma kijkt, hoef ik daar geen ingedikt verslag meer van te maken. Ik zat er zelf in, om te vertellen waarom ik vond dat zo'n programma op die manier gemaakt op de tv moest kunnen, en Jet Kunkeler van De Tijd die het tegenovergestelde vond, vertolkte de tegenovergestelde mening. Ik heb in die uitzending twee statements afgelegd die ik, op weg erheen overigens tevoren in de auto zoniet bedacht dan toch geformuleerd had en graag nog eens herhaal en vastleg:
1. Je moet jezelf als televisiemaker nooit afvragen ‘waarom wel?’, maar altijd ‘waarom niet?’
2. Als je al te prudent bent, houd je geen journalistiek meer over.
Tegen het einde van het programma, toen Sonja vroeg of men van oordeel was dat de zaak van de euthanasie met Wibo's uitzending gediend was, schoot mij nog een derde uitspraak te binnen, die echter door de onverbiddelijk opdoemende muziek werd weggevaagd:
3. Misschien is niet de zaak van de euthanasie ermee gediend geweest, maar dan toch wel de zaak van de televisie.
Wat 1. betreft: sinds ik vanaf 1960 beroepshalve televisie kijk, is het altijd mijn mening geweest dat in principe ‘alles’ aanvaardbaar is om op tv getoond te worden: van Beeldreligie via Hoepla tot en met de Centrumpartij. Daarna kun je het getoonde dan altijd nog toejuichen of bestrijden, of erover bekvechten of je zo'n programma nu uitgerekend op dat tijdstip of die dag moest uitzenden. Democratie is afhankelijk van de informatie die in de maatschappij vrij circuleert, heeft Katherine Graham van de Washington Post terecht gezegd.
Wat 2. betreft: Robert Scheer heeft gezegd (ik dank veel van mijn kennis aan The Book of Quotes van Barbara Rowes) dat het ‘de taak van de journalist is zijn verhaal rond te krijgen door in kantoren in te breken, mensen om te kopen en te verleiden, door te liegen en al het overige te doen om door de paleiswacht heen te breken’.
Zover hou ik, deels ook uit luiheid, gêne en verlegenheid, niet willen gaan, maar aan de andere kant geloof ik ook dat er geen onthullingsjournalistiek mogelijk is zonder af en toe op andermans tenen of hart te gaan staan.
En wat 3. betreft: als zoveel mensen ‘ademloos’ of ‘gefascineerd’ naar Wibo van de Lindes docudrama hebben zitten kijken is dat, los van alle ethische bedenkingen, los ook van de vraag of het beoogde doel (de euthanasie opnieuw ‘bespreekbaar’ te maken) bereikt is of met de haren erbij is gesleept, een grote verdienste op zichzelf.
‘Journalistiek is, evenmin als geschiedenis, een exacte wetenschap,’ heeft John Gunther al gezegd, en er lijkt ook alle reden om Wibo's portret van Rein en Lucie van Bemmelen en hun beweegredenen hier en daar te herzien, bij te schaven of in een ander daglicht te plaatsen, maar wat blijft is toch een fascinerende tv-film. Het onderwerp is te belangrijk om het als een ‘Krimi’ te brengen, zei Jet Kunkeler. Maar televisie is te belangrijk om het niet als een Krimi te brengen, zou ik daar, wat al te radicaal en provocerend, tegenin kunnen brengen. Tegenover mevrouw Sybrandy en de schrijver Rob Bakker gebruikte ik na afloop van Sonja op Dinsdagavond de vergelijking gemaakt met de bestsellers Het Bjelkin manuscript en Het Rode Plein van de uitgeweken Russen Topol en Neznansky. Zij goten allerlei feiten, kennis van Sovjetrussische achtergronden in de vorm van thrillers, waardoor zij toch een waarheidsgetrouw beeld schetsten van de Sovjetunie maar een veel groter publiek bereikten dan wanneer zij dat in reportagevorm hadden gedaan. Maar daar zetten ze dan niet het etiket ‘zo is het en niet anders’ op, riposteerde Rob Bakker toen ongeveer. Het publiek weet dan dat het een gedocumenteerde thriller leest, en hoeft niet te denken dat er van een feitelijk relaas sprake is. Dat was weer een punt voor Rob Bakker (einduitslag onbekend).