De eerste stappen als schrijver
Het journalistieke proza van Gabriel García Márquez
Schetsen van de kust door Gabriel García Márquez Vertaling: Mieke Westra Uitgever: Meulenhoff 196 p. f27,50
Maarten Steenmeijer
De populariteit van Gabriel García Márquez heeft zo'n enorme vlucht genomen dat zijn Nederlandse uitgever er niet voor terugdeinst een reeks journalistiek proza van zijn hand te starten. Het eerste deel van de serie - Schetsen van de kust - is in de verzorgde vertaling van Mieke Westra verschenen en bevat een selectie uit de columns die de Colombiaanse Nobelprijswinnaar in de periode 1948-1952 voor twee kranten ‘van de kust’ schreef: El Universal uit Cartagena en El Heraldo uit Barranquilla (plus twee stukken die elders onderdak vonden). Ze vormen de eerste stappen van een schrijversloopbaan waarvan het vervolg bekend is.
Het begin van Marquez' journalistieke carrière is nauwkeurig vast te stellen: 9 april 1948. Op die dag werd de liberale leider Jorge Eliecer Gaitán vermoord, waarna een keten van opstanden uitbrak, die aan tienduizenden mensen het leven zou kosten. De autoriteiten reageerden met harde hand en vernietigden in één klap de democratische façade waarachter het gewelddadige, door burgeroorlogen geteisterde Colombia zich tientallen jaren lang schuil had gehouden. Márquez studeerde op dat moment rechten in Bogotá, maar toen de universiteit na de moord zijn poorten sloot, moet het hem weinig moeite gekost hebben de onherbergzame hoofdstad in te ruilen voor de Caraïbische kust, zijn land van herkomst. Hij ging voor de krant werken en ontmoette de schrijvers die later bekend zouden worden als de groep van Barranquilla. Door dit stimulerende contact leerde de jonge journalist het werk van Virginia Woolf en William Faulkner kennen en begonnen zijn literaire ambities vaste vorm te krijgen: hij publiceerde zijn eerste verhalen (later gebundeld in Ogen van een blauwe hond) en schreef zijn eerste roman (Afval en dorre bladeren). Maar als men de omvangrijke Spaanse editie van de columns die hij toen schreef ziet, dan wordt onmiddellijk duidelijk dat de meeste energie aan de journalistiek werd besteed.
Gabriel Garcia Márquez, tekening David Levine
Is de waarde van deze columns uitsluitend anekdotisch van aard? Het omgekeerde blijkt het geval als je leest hoe ingenieus Márquez een telexbericht over een man die zijn gezin en zich zelf het leven beneemt weet om te smelten tot een voortreffelijk kort verhaal. Veel zwakker zijn vaak de sterk autobiografisch getinte stukjes (een discussie met vrienden, een onverwacht bezoek op de redactie): de pen is hier nog wat stroef, de stukjes hebben niet het strakke, afgeronde karakter van de rest.
Is in deze stukjes al duidelijk dat García Márquez een stilist is, nog ondubbelzinniger is zijn literaire ambitie voelbaar in de mini-essays over buitenlandse auteurs en in de talrijke verhalen en notities die zouden resulteren in romans als Honderd jaar eenzaamheid en Afval en dorre bladeren. Sommige hiervan hebben genoeg kracht om op eigen benen te staan, maar de meeste fragmenten zijn - hoe goed geschreven ook - in de eerste plaats interessant omdat ze de wortels van Márquez' grote romans en verhalen blootleggen.
In de mini-essays verraadt zich niet alleen een allesbehalve provinciale literaire voorkeur (Faulkner; ‘de briljantste schrijver van de moderne wereld’ Kafka; Isherwood; Shaw; Capote), maar tevens de ambitie om de Colombiaanse literatuur uit haar folkloristische, regionale isolement te halen. Als Yoknapatawpha County veel verder reikt dan de grenzen van de Mississippi, waarom dan niet een Macondo creëren dat de grenzen van de Caribische kust overschrijdt? Dat hij deze ambitie heeft kunnen waarmaken kan misschien verklaren waarom de man die zich in zijn romans en verhalen zo fatalistisch toont, in zijn politieke werk zo hoopvol is over de toekomst van zijn continent.