[Nummer 11 - 19 november 1983]
Maatstaf
De tweede ronde
Bzzlletin
De Revisor
tirade
Hollands maandblad
De Gids
Nieuw Vlaams Tijdschrift
Raster
Uit de literaire tijdschriften zijn de rubrieken waarin schrijvers elkaar onderling afmaken verdwenen. DE REVISOR had ooit een rubriek ‘Gemengde gevoelens’, maar toen hij nog bestond werd tweederde van de ruimte in beslag genomen door verhandelingen over de al dan niet rechtmatigheid van een bepaalde vertaling, soms uitlopend op de vraag of een Franse komma ook in het Nederlands een komma is. (Soms wel, soms niet.) Het gooien met dinky toys is sinds Willem Frederik Hermans er in PODIUM mee ophield in verval geraakt; het nobele handwerk is voor het grootste deel overgenomen door de columnisten, een genus dat nogal wat teweeg heeft gebracht de laatste vijftien jaar. Als men het tegenwoordig in de Nederlandse literatuur niet met een bepaalde schrijver eens is, of met de gang van zaken bij een tijdschrift, klimt men niet in de pen, men richt zelf een nieuw tijdschrift op. Uit dergelijke sentimenten is DE TWEEDE RONDE ontstaan, waarvan een van de oprichters, Peter Verstegen, eens redacteur van DE REVISOR was. Het wegvallen van de polemiek ging daarnaast gepaard met het al eerder gesignaleerde verschijnsel van de kruisbestuiving: in de verschillende tijdschriften duiken vaak dezelfde namen op, waaruit blijkt dat de redactie een ruim hart heeft en de schrijver of dichter het niet zo nauw neemt. DE TWEEDE RONDE is een ruimdenkend tijdschrift, een magazijn van vele artikelen, maar een vernieuwend tijdschrift kan het moeilijk genoemd worden. De nummers worden voor een deel samengesteld met het accent op vertalingen en curiosa van gerenommeerde buitenlandse schrijvers en dichters (Montale, Heine, Kaváfis, Auden) en de waarde daarvan moet men niet onderschatten. Het vertalen heeft in DE TWEEDE RONDE een opleving gekregen, mede omdat Verstegen docent is aan het Instituut voor Vertaalkunde in Amsterdam. Het maakt veel dichters begrijpelijk die anders halfbegrepen zouden blijven Maar in het proza en de gedichten van nu levende schrijvers ligt het accent op
de anekdotiek, en de gedichten zijn vaak uiterst traditioneel. De gevoelens die DE TWEEDE RONDE hebben doen ontstaan - een behoefte aan minder doorwrocht en gestructureerd proza en een meer naar common sense gerichte instelling - werken door, althans niet remmend. De twee nieuwe tijdschriften HET OOG IN 'T ZEIL en OPTIMA behoren tot dezelfde sfeer. Het eerste tijdschrift komt voort uit het Kwartaalschrift DE ENGELBEWAARDER dat vorig jaar werd opgeheven en waarin steeds een deeltje verscheen over een veronachtzaamde schrijver (Walraven, Carry van Bruggen, Nescio, Cohen). De redacteuren van het nieuwe tijdschrift zijn dezelfde: Toke van Helmond, Bas Lubberhuizen, Frits Müller, Koos van Weringh en Thijs Wierema. De naam van het tijdschrift, dat tweemaandelijks gaat verschijnen, is ontleend aan Jacob Campo Weyerman, die onder deze titel in 1780 vijftig ‘geestige vertogen’ schreef. Weyerman was een polemische en opgewekte geest die terecht de laatste jaren boven water is gehaald. Polemisch is het nieuwe blad niet direct, al staat in het eerste nummer een waarachtige polemiek tegen de schrijver van de Memoires, Yvo Pannekoek, de man die kampherinneringen over de oorlog schreef met een aanstootgevende opgewektheid en door wie het begrip ‘positief KZ-syndroom’ is ontstaan. Herman Franke analyseert de Memoires en vergelijkt ze met eerdere publikaties in LIBERTINAGE en DE GIDS en vindt afwijkingen die hem ervan overtuigen dat Pannekoek koketteert met zijn optimistische instelling. Franke's essay is geschreven vanuit de instelling dat degenen die zich niet zo makkelijk over hun herinneringen kunnen heenzetten zich door Pannekoek niet moeten laten intimideren. Iets wat in alles wat ik gelezen heb over deze Memoires niet werd aangeroerd is de psychologische constatering dat Pannekoek blijkbaar iemand was en is die minder aan het leven hecht dan een gemiddeld mens. Dat zou zijn laconieke
onverschilligheid wel eens kunnen verklaren. Franke wijst erop dat Pannekoek zelf overigens schrijft dat hij in het concentratiekamp niet het verschrikkelijkste heeft meegemaakt - wat zijn rooskleurige kijk relativeert. De schrijver Hellema, die er minder makkelijk over denkt, levert commentaar op dit stuk en Pannekoek en doet dat ondubbelzinnig, al is het jammer dat hij begint met te zeggen dat hij ‘slechts oppervlakkig kennis heeft genomen’ van het boek. Verder in dit eerste nummer ‘reportages’: een bezoek aan Hans Bayens, de maker van het Multatulimonument die eerder de Titaantjes, Theo Thijsse en Betje Wolf & Aagje Deken maakte. Een boeiend stuk van Gerard Groen over het meeleven met Gabriel García Márquez bij zijn bezoek aan zijn geboortestreek en een gesprek met de vrouw die ooit huisgenote was van Jacob Israël de Haan. HET OOG IN 'T ZEIL besteedt ook aandacht aan Bram de Does, letterontwerper. Het ‘boekwezen’ staat uitdrukkelijk in de ondertitel van het andere nieuwe tijdschrift: OPTIMA, Cahier voor literatuur en boekwezen, uitgegeven door Joost Nijsen en door hem ook geredigeerd. Het kleine tijdschrift beschaamt zijn ondertitel niet; het ziet er mooi uit. De inhoud is gevarieerd als een magazijn: Rob Schouten schrijft over Henry Charles Litolff, een vergeten componist, (hij is blijkbaar van zijn zonnesteek genezen, want hij duikt overal met lange stukken op). Ad Fransen schrijft vijfentwintig pagina's over Jan Emmens en Sjaak Hubregtse schrijft over Reve en zijn uitgevers - wat men vijftig jaar na de dood van Couperus deed, doet men nu over de nog springlevende Reve. Het proza van Kees Helsloot is aardige anekdotiek, dat van Bas Heijne interessanter: hij schreef een verhaal over iemand die met vrienden een toneelvoorstelling bezoekt. Het commentaar op het stuk wekt het vermoeden dat het stuk Het chemisch huwelijk van Komrij is. Wordt hier met dinky toys middels een
romanfragment gegooid?
CP
Uitverkoren staat op pagina 28 en 29