Kennis & Vernuft
Nieuwe wetten
Rob Sijmons
Wie toch al van de boom der kennis gesnoept heeft, zal zich nauwelijks schamen voor een vervolgbegeren: een Wet die je naam draagt. Stel je voor, even onsterfelijk als Archimedes, Pythagoras, Dura, Avogadro, Newton, Mendel, Meden en Perzen!
Inmiddels bestaan er dus vele wetten van Sijmons. Nummer 23 dateert uit de tijd dat het bistro-koken de horeca teisterde: de kwaliteit van het eten is omgekeerd evenredig met de lengte van de pepermolen. En verdomd als 't niet waar was. Liep je weer een houtenborden-kale tafels-brabantsbonten restaurant binnen, en zag je - te laat! - zo'n joekel van zeventig centimeter staan, dan wist je met zekerheid: dit wordt weer een culinaire deceptie. Trouwens: het theoretisch fundament van deze wet is hecht doortimmerd. Wel eens nagedacht over de fallische symboliek van de pepermolen? Het kan niet missen, in het onderbewuste van de bistro-kok moet de grootte van die fallus, en het draaien aan de kop, een achtergrond van erotische bevrediging hebben.
Met de bistro's verdween de drieëntwintigste wet van Sijmons in de vergetelheid. Maar door het nieuwe boek van Desmond - De Naakte Aap - Morris werd mijn geheugen geheel opgefrist. In zijn Pocket quide to manwatching (Triad Granada, f21, -) formuleert deze Engelse bioloog vele van dit type wetten. Bij voorbeeld deze: hoe korter de rok, hoe gezonder de economie. Als bewijs dient vooral een plaatje: de mode per jaar, kleine poppetjes met veel nadruk op roklengte.
Morris staat erom bekend dat hij nogal makkelijk een theorie achter zo'n wet in elkaar weet te flansen - maar hier laat zijn rijke fantasie hem toch in de steek. Waarom ‘vrouwen meer van hun benen blootgeven als de economie gezonder is, dat is moeilijk te doorgronden,’ schrijft hij. ‘Tenzij een gevoel van financiële zekerheid hen onbeschaamder uitnodigend ten opzichte van de man maakt.’ Niet zo'n sterke, moet Morris gedacht hebben, want hij probeert meteen nog een tweede theorie: ‘Misschien bezorgt de algemene atmosfeer van financiële activiteit hen (nog steeds die vrouwen) een gevoel van meer fysiek actief te zijn - een toestand die vergemakkelijkt wordt door kortere, minder hinderlijke roklengtes.’
Verdomd als het niet waar is: met een minirok kun je financieel-fysiek veel actiever zijn dan met een lange kokerrok.
Morris maakt in zijn boek ook op vele andere punten gebruik van visuele bewijsvoering: series plaatjes of series visuele waarnemingen. Door het aapjes-kijken effect maakt dat Manwatching zo amusant. Maar als bewijs is die illustratie-regen nogal pover: ik zie, ik zie wat jij niet ziet. Roklengtes (niet gemiddeld, maar de mode volgens Morris), gezondheid van de economie (à la Morris) en voilà, de ‘economische barometer’ volgens Morris. Het aanraken van je zelf (over kin of neus wrijven, bij voorbeeld) als rustbrengend gebaar: iedereen doet dat van tijd tot tijd, vindt dat aangenaam, dus waarom zou het niet kloppen?
Maar een bewijs?
Laten we het systeem-Morris eens toepassen op een nieuwe hypothese: neuspeuteren is een verborgen signaal van emotionele spanning. Het zou een Morris-wet kunnen zijn, want het heeft iets onverwachts; ‘uit je neus vreten’ is immers precies het omgekeerde van gespannen zijn: ontspannen luieren, nietsdoen.
Voorwaarde één voor een degelijk bewijs is dat je de twee variabelen spanning en neuspeuteren registreert met onafhankelijke meet-instrumenten. Dus niet volgens de methode van subjectieve waarneming, waarbij één observeerder zowel het aantal keren turft dat de vinger een neusgat inglijdt als zijn subjectieve rapportcijfers op een spanningsschaal noteert. Wie op die manier bewijs zoekt zal het immers zeker vinden.
Bij veel ethologisch onderzoek - de studie van diergedrag - is aan die basisvoorwaarde niet voldaan. Maar stel nu even dat onze hypothetische neuspeuter-onderzoeker wél een correcte proefopzet heeft, en dat hij of zij een valide statistisch verband vindt. Dat hóeft nog niets te betekenen: het kan ook om een nonsens-correlatie gaan. Als klassiek voorbeeld van dit type miskleun geldt keihard cijfermatig verband tussen het aantal nestelende ooievaars en het aantal geboortes in Hamburg, in een bepaalde periode. Waarmee ik maar wil zeggen: het soort wetten waarin Morris grossiert behoort niet bij de wetenschap maar bij amusement en humor. Dat is geen schande; en je kunt met een goede quatsch-wet net zo onsterfelijk worden als Newton. Niemand kent het wetenschappelijk werk van doctor Peter, maar zijn Principe over mensen in organisaties maakte hem wereldberoemd: iedereen stijgt door tot hij zijn niveau van incompetentie heeft bereikt. Bekend zijn ook de wetten van Parkinson en Murphy. Van de laatste - if anything can go wrong, it will - bestaan ettelijke varianten. Bij voorbeeld een formulering van wiskundige wanhoop: alle constanten zijn variabelen.
Veel VN-lezers hebben zich rijkelijk gespijsd aan de boom der kennis; zij moeten dus veel quatschwetten bedacht hebben. Dat is ongetwijfeld ook voor anderen amusant. Daarom: stuur uw wetten ter publikatie op naar Kennis & Vernuft, en maak uzelf onsterfelijk.
■