[Nummer 8 - 13 augustus 1983]
Maatstaf
De tweede ronde
Bzzlletin
De Revisor
tirade
Hollands maandblad
De Gids
Nieuw Vlaams Tijdschrift
De prijs voor de langste begin-alinea gaat deze keer naar deze alinea in MAATSTAF: ‘Verveling, verveling, smachten naar een glimp van geluk, wachten op de uren durende extase, de exaltatie der verbeelding, ja nu moet zich iets voordoen, ik wil beslist dat ik deze avond niet nutteloos doorbreng, en verdraaid, ik zie een kamer in een statig herenhuis in het centrum van Kopenhagen, naar het model van de auto's die er op straat rijden te oordelen is de tijd een punt tussen 1920 en 1925, daar doemt in de kamer een geranium op in een rode pot, een vleugel met daarop een witte vaas vol rode rozen, het is waarschijnlijk zomer want het raam staat open en geluiden van spelende kinderen, optrekkende trams, roepende moeders dringen het vertrek binnen, ik zie twee portretten, een van een statige, rijzige, deftige man, een van een beeldschone vrouw.’ Een ander zou minstens drie punten hebben aangebracht, maar kenmerkend voor J.M.A. Biesheuvel, want dat is de schrijver, is dit stuwende begin dat er meteen de sokken inzet. Leuke opdracht voor scholieren: Voorspel op grond van deze beginalinea waar het verhaal over zal gaan. In MAATSTAF dichtte Jan Kal zeven sonnetten over Li Tai Po (701-762), waarbij elke uitleg ontbreekt wie die Li Tai Po dan wel is. Had MAATSTAF niet even de moeite kunnen nemen de lezer een kleine inleiding of voetnoot aan te reiken? Henk Romijn Meijer schreef het portfolio over de tekenaar/schilder Max Kreijns, samen met Andrew Wyatt en Edward Hopper een van de schilders met wie Romijn Meijer naar eigen zeggen ‘iets heeft’. ‘Huizen en raadsels van een steeds wisselende lichtval die de mens op een afstand weet te houden’ zijn het onderwerp van Kreijns schilderijen. Charles B. Timmer begint zijn essay ‘De Idioot als geldroman’ met een opsomming van alle mogelijke onderzoeken en interpretaties die naar Dostojevski's werk zijn gedaan en een overzichtje van wat er allemaal nog meer te onderzoeken zou zijn.
Drie leerzame alinea's. Vervolgens buigt hij zich zelf over de vraag welke rol het geld in de roman van Dostojevski speelt. Zo'n essay is een plezier om te lezen en waarschijnlijk heeft de schrijver even veel plezier bij het onderzoek gehad. De titel van hoofdstuk 3: ‘De geldfunctie geclassificeerd in tien categorieën’ doet de echte onderzoeker al watertanden. Ook in HOLLANDS MAANDBLAD is Biesheuvel actief geweest, ook in dat tijdschrift staat een verhaal van hem, ditmaal over een tekst die de ‘ik’ in de prullemand van een schouwburg vindt, zodat het mooie effect van een verhaal-in-een-verhaal weer eens beproefd kan worden. Van Kees Ouwens staat in HOLLANDS MAANDBLAD een schets-achtig verhaal ‘Je leven’ dat doet denken dat het onder invloed geschreven maar desondanks heel boeiend is. Althans een opmerking als ‘Op een dag is er een overmaat aan verleden, nog net niet een teveel, want dat is het zinloze, maar een genoeg, een verzadigingspunt is bereikt, iedere vermeerdering daarna komt tot stand door vernietiging, is nutteloos, wordt ondraaglijk, voert naar het einde.’ - zo'n opmerking snijdt diep. Mensje van Keulen schreef een verhaal waar echtelieden weer treurig met elkaar omgaan. De zwangere vrouw van dit paar zegt elke avond na het welterusten wensen: ‘Er zit vast een mongool in’, wat de beste manier lijkt om de toekomst te verzuren. HOLLANDS MAANBLAD is minder lui dan MAATSTAF en plaatst bij het mooie verhaal over een zwaardvechtster van Pei Xing, een verhalenschrijver uit de negende eeuw, een korte toelichting van de vertaler W.L. Idema. K. Ruys schreef een ‘Brief uit Java’ die leest als een heuse brief aan een vriend over de indrukken die men opdoet als men naar de tropen gaat, maar bedoeld is als kort verhaal. En meteen na K. Ruys staan er dagboekachtige notities uit Kenia van Theo Ruyter: ‘9 augustus. Slapen kan ik niet meer. Mijn hoofd zit vol muziek. En
mensen, kleuren, zon, bergen, bussen, treinen, liefde, geluk. Ik blijf nog een uur liggen staren naar de gaatjes in mijn muskietennet. Dan zal ik jullie allemaal wekken. Ik zal de taxi's bellen. Nog eerder dan het volle daglicht zullen we op het vliegveld zijn. Ik wil nu naar huis. Als mijn hoofd weer leeg is, kom ik terug.’ Alsof er in Nederland niets te beleven valt! In de goede traditie van HOLLANDS MAANDBLAD publiceert het een lezing van de redacteur van het tijdschrift Theoretische Geschiedenis en wetenschappelijk medewerker sociale geschiedenis, J.W. Oerlemans, over ‘Carrièrisme en Cultuur’. Een boeiend onderwerp dat een poging doet om de ambitie als sociale drijfveer op te stoten in de hiërarchie van waardeoordelen. Peter van Hugten maakte de tekeningen in dit nummer, óók in de goede traditie van HOLLANDS MAANDBLAD. Naar aanleiding van het Vijfde Internationale Céline Congres, de laatste week van de afgelopen juli, dat zoals de kranten meldden druk bezocht is geweest, gaf het Céline-genootschap in samenwerking met BZZTôH het vijfde nummer van het CÉLINE JOURNAAL uit. Dit vijfde nummer wordt geheel in beslag genomen door het korte toneelstuk ‘De voortschrijding’ van Céline zelf. De vertaalster Henny van Schaik (excuses als Henny van Schaik een man blijkt te zijn) schrijft in haar voorwoord dat het stuk dat vijftig jaar onaangeroerd in de kast is blijven liggen ongetwijfeld een openbaring is, maar dat voor haar ‘Voortschrijding een toneelstuk is dat nergens over gaat’. Dat is dapper gesteld van een vertaalster, die er nochtans aan toevoegt dat het stuk met een perfecte ‘feeling’ voor dialoog is geschreven.
DM