[Nummer 7 - 16 juli 1983]
Maatstaf
De tweede ronde
Bzzlletin
De Revisor
tirade
Hollands maandblad
De Gids
Nieuw Vlaams Tijdschrift
In zijn maandelijkse rubriek in het Amsterdamse universtiteitsblad FOLIA CIVITATIS meldde Bart Tromp onlangs dat hij elk jaar uitkijkt naar de dag dat bekend wordt met hoeveel miljoenen het budget van de bouw van de Oosterscheldedam dit jaar weer is overschreden. Tromp vermoedt dat elke mossel gesubsidieerd zal gaan worden met honderden guldens. Dit geldverslindende project heeft de ongemakkelijke aandacht van meer commentatoren die zich niet helemaal door de dingen van de dag laten overspoelen. Han Lammers, in zijn rubriek in DE GIDS (nr. 4), betrekt dit ‘bestuurlijk en financieel débacle’ in een beschouwing over de noodzaak van ‘deregulering van de begeleidingsstaat’ en wijst op de gigantische proporties die de investeringen in dit project hebben aangenomen en zullen houden omdat de exploitatielast van de dam jaarlijks terugkeert en als een neergelaten betonnen hemel op elke begroting zal drukken. Hij zou er wel voor voelen dat het project wordt stopgezet, ondanks de ‘kapitaalsvernietiging’, en dat de zeearm op klassieke wijze wordt gedicht. Hij pleit voor het instellen van een commissie-Donner, die zou moeten onderzoeken hoe de volksvertegenwoordiging tot het bouwen van de dam is gekomen. Op verzoek van de redactie van DE GIDS schrijft Frida Balk over het woord ‘fascist’ - eerder had zij een essay geschreven over het woord ‘jood’. Het kan een interessante reeks worden. Balk schrijft over het woord ‘fascist’ en niet over ‘fascisme’ en zij vindt dat een belangrijk verschil. Iemand een fascist noemen is een individu op het oog hebben, geen institutie, het verwijst naar ‘ongestructureerd individueel kwaad’. De ontwikkeling van het woord ‘fascist’ leidt volgens Balk ‘tot de hoopvolle gedachte dat we wellicht op weg zijn naar een mentaliteit waarin geen ruimte is voor een strikte scheiding
tussen individu en institutie. Een atmosfeer waarin geen enkel individu meer een beroep kan doen op “Befehl ist Befehl”.’ Sinds enkele nummers is het opgeheven tijdschrift LITERAIR PASPOORT opgenomen in DE GIDS, vandaar dat het tijdschrift nu voor een deel aan buitenlandse literatuur is gewijd. De Amerikaanse, in Nederland docerende, socioloog Derek Philips waagt zich in een essay op het gladde ijs van pornografie en wetgeving en doet de krasse uitspraak dat pornografie ‘iets smerigs is en de aanwezigheid ervan in ons midden een grove obsceniteit’. Obsceen is iets als het ‘schokkend, vulgair of ronduit weerzinwekkend’ is, volgens Philips. In het juni/juli-nummer van het aan beeldende kunst gewijde tijdschrift KUNSTBEELD staat een commentaar over de bestuurlijke toekomst van het Van Gogh Museum in Amsterdam. Het is een lichtelijk juridisch betoog onder de merkwaardige titel ‘De eenvoudige mens en zijn museum’. De bestuurlijke problemen waarmee het museum te maken krijgt worden in het commentaar, soms met heel vreemde woorden (de bezoeker heet hier de ‘comptabele’) afgemeten aan de wensen van ‘de eenvoudige mens’, een genus waarvan men zou zeggen dat hij althans in de kunst niet snel gevonden kan worden, of men zou moeten denken aan de liefhebbers van op linnen uitgebeelde landschapjes, maar dan weer niet die van Van Gogh, zo eenvoudig zijn die immers niet. Rudi Laermans schrijft in het Vlaamse tijdschrift HEIBEL (juni 1983) een niet van scepsis gespeend essay over de Franse psycho-filosofen Deleuze en Guattari. Hij vat hun werk duidelijk samen (en dat zal ik op mijn beurt niet doen) en zijn essay is heel informatief voor wie iets over boeken als Anti-Oedipus of Mille Plateaux willen lezen in een taal die niet dezelfde is als die van de boeken, zoals vaak in tijdschriften als TER ELFDER URE gebeurt. Men vindt er alles over het nieuwe begrip
‘verlangensrhizoom’ en ‘secundaire oedipalisering’. De Nederlander Graa Boomsma publiceert in dit nummer een kort prozafragment, ‘Trapbewegingen’, waaruit blijkt dat zijn bestudering van het werk van J.F. Vogelaar effect heeft. René Smeets maakte een uit citaten opgebouwd stuk over ‘de geherwaardeerde emotionaliteit’. Misschien was hij zo geëmotioneerd dat hij er geen eigen betoog van kon maken? Het in Engeland uitgegeven tijdschrift INDEX ON CENSORSHIP (39c Highbury Place, London N5 IQX) bestaat elk nummer uit continuing stories. In het augustusnummer schrijft de al jarenlang van het ene naar het andere land zwervende hoogleraar en criticus uit Uruguay Angel Rama over zijn avonturen als een ‘28’, een ‘communist subversive’ volgens de McCarran Act uit 1952. Op grond van dit label mag Rama, een respectabele intellectueel met weinig sympathie voor het echte communisme, Amerika niet in, hoewel hij daar ook al jarenlang - tot 1982 - aan verschillende universiteiten les had gegeven. Het verhaal van Rama is schokkend in zijn trivialiteit, alleen niet triviaal in zijn consequenties. INDEX ON CENSORSHIP staat er vol mee, maar levert ook informatieve analyses, zoals over de media in Griekenland nu Papandreoe er aan het hoofd staat. Het eerste nummer van de nieuwe jaargang van het tijdschrift DE FONTEIJNE heeft als ondertitel ‘Terug in Dordt’. Het probleem hiermee is dat ik dacht dat ze daar nooit weg waren geweest. Immers, in Dordrecht staat het literaire leven in het teken van het chauvinisme, men is daar geen schrijver, maar ‘de Dordtse schrijver’. In dit nummer Dordtse dichters over zich zelf aan het woord: Buddingh', Eijkelboom, Wim Valk en Wim de Vries, ‘bekende Dordtenaren’. In recensies over het werk van Maarten 't Hart is de laatste jaren wel als bezwaar genoemd dat hij te weinig afstand hield; hij heeft de
neiging zijn lezers op zijn schoot te trekken. Over de betekenis en functie van het begrip ‘afstand’ bij Ter Braak schrijft Maarten Vonder in HOLLANDS MAANBLAD (mei). Voor hij aan Ter Braak toe is, maakt Vonder een kleine omweg langs kritieken waarin de laatste tijd opmerkingen over het belang van afstand zijn gemaakt. Voor Ter Braak was ‘afstand’ een ‘teken van rang’ waaraan men onmiddellijk het formaat van een boek herkent’.
CP