Tering Stein
28
Door het raadsel voor zijn vrouw op te lossen had Termorshuizen er zelf een raadsel bij gekregen. Hij had haar nu wel, flitsend als altijd, verteld dat de twee lijken een belegging vormden, maar van het hoe en waarom van die belegging had hij geen idee. Hij kuste haar op haar wang en met een vluchtig gemompeld excuus dat hij nog veel werk te doen had schoot hij langs haar heen. ‘Dag schat.’ En weg was hij naar zijn kamer.
Hij had wel een héél flink karwei voor de boeg, als je het goed bekeek. Met recht veel werk. Hij moest snel een beleggingsplan uitwerken waarin lijken een rol speelden. De rimpels op zijn voorhoofd domineerden onmiddellijk de werkkamer. Hier werd nagedacht. De rimpels leken waarachtig alomtegenwoordig. Hij ijsbeerde er ook geducht bij, dat scheelde. Hij moest, om zijn huwelijk te redden, een sluitend plan verzinnen. Daar stond Truus Termorshuizen intussen en had mooi het nakijken. Moest ze haar man geloven of niet? Hij had wel vaker beleggingsconstructies uitgedokterd die haar aanvankelijk met argwaan hadden vervuld, maar die achteraf onverandelijk winst hadden opgeleverd. Geen hersenspinsel zo zot of lucratief was het geweest. Ze had de eigenaardigste folders onder ogen gekregen. Altijd bleken ze exact in de realiteit op te kunnen gaan. Geen plan zo gek of de wereld waarop het werd losgelaten bleek nog gekker. Toch had Truus Termorshuizen dit keer op een of andere manier - ze wist niet hoe voorzichtig ze het bij zichzelf moest formuleren - het gevoel dat met deze lijken een zekere grens was bereikt. Welke grens? Een grens van waarschijnlijkheid? Daar mocht ze niet te snel over oordelen. Dat gevoel had ze ook gehad toen ze voor het eerst vernam over het plan van het ingevroren hengstezaad. Moest ze het nu misschien óók in deze richting zoeken? Nee, een van de lijken was een vrouw. Er moest iets universelers aan de hand zijn. Iets - hoe moest ze het uitdrukken? - van algemeeen menselijker aard. Ze kon, hoe ze haar best ook deed, de gedachte niet van zich afschudden dat er een grens was overschreden, al wist ze niet welke. Een fatsoensgrens? Aan zulke overwegingen mocht ze al helemaal niet toegeven. Zeker, een morele bevlieging was haar, in tegenstelling tot haar man, af en toe niet vreemd, maar ze schaamde zich daar diep voor. In een huwelijk moest je de gelederen sluiten. In een huwelijk moest je samen overal vierkant achter staan.
Nee, ze had geleerd zulke aanvechtingen te onderdrukken. Maar toch... maar toch... het hoge woord moest eruit. Voor het eerst in haar leven had ze het gevoel dat er iets niet deugde. Heel even flitste zelfs de mogelijkheid door haar heen dat haar man iets van een... van een... dubbelleven leidde. Ze verwierp die gedachte meteen weer. Als je zo begon werd je gek. Maar... alles was dit keer ook zo vreemd geweest. Die kus op haar wang, dat vluchtig gemompel... En dan die twee lijken nog.
Ze kwam er niet uit. Kon ze maar eens biechten. Was er maar een pastoor in de buurt. Uitpraten was in zo'n geval zo gek nog niet. Ze wist niet in welke knoop ze zat, maar dat die ontward moest worden, dat wist ze wél. Dan was een biecht toch een geschikte uitvinding.
Het schoot haar te binnen dat ze niet eens gelovig was. Ze moest wel danig in de war zijn.
Had ze in de hal van de flat onlangs niet een bordje gezien - het had er nooit eerder gehangen - met ‘hypno-therapeute’ erop? Ja, ze herinnerde het zich duidelijk. ‘Pamela Pappot, hypno-therapeute’, dat had er gestaan. Ook wel een ideaal adres, voor als je er in je eentje niet uitkwam. Waarom, trouwens, zou ze het ver zoeken als ze het dichtbij kon halen? Ze moest onmiddellijk naar die Pamela toe.
Gedurende al de tijd dat Truus Termorshuizen daar met een verscheurde ziel stond te wikken en te wegen om tenslotte tot het besluit te komen haar buurvrouw aan te klampen, zat haar man op zijn kamer en wikte en woog weer heel andere zaken. Maar hij had nog geen enkele conclusie getrokken. Hij vond maar geen oplossing voor zijn probleem. Zenuwachtig speelde hij met een luciferdoosje. Hij had zich, zoveel was zeker, in de nesten gewerkt. En wat voor nesten! Hij dacht er ernstig over na het huis in brand te steken.