[Nummer 3 - 26 maart 1983]
Literair paspoort
Maatstaf
De tweede ronde
Bzzlletin
De Revisor
tirade
Hollands maandblad
De Gids
Nieuw Vlaams Tijdschrift
NFL
Over het kopen van een hemd. In HOLLANDS MAANDBLAD van februari staat een verhaal van Vonne van der Meer over de problemen van een vrouw bij het kopen van een hemd in een lingeriewinkel. Treurig zijn die problemen, en nauwgezet weergegeven. Naast een verhaal van Biesheuvel, dat handelt over de prettige en onprettige kanten van een gevangenschap, staat er in HOLLANDS MAANDBLAD een artikel van P.J. Stolk ‘De ander in de spiegel’. Een van de instrumenten van de spoorzoekende mens, aldus Stolk, is de spiegel, en dit instrument is in de loop van de tijd weinig verbeterd. Geen wonder dat het met onze zelfkennis niet erg wil vlotten. Wat zien we als we in de spiegel kijken en hoe is het thema van de dubbelganger verbonden met het thema van de spiegel? En hoe zit het met dromen over onszelf? ‘Wat we kijkend in de spiegel al konden vermoeden staat hier levensgroot voor ons: het raadsel van ons eigen leven. De confrontatie is zelden bemoedigend.’ In dit nummer ook mooie houtsnedes van Charlotte Mutsaers. In DE REVISOR (1983/1) praten Willem Jan Otten en Gerrit Komrij onder leiding van Ben Hurkmans over toneel. Het chemisch huwelijk van Komrij heeft zijn opvoeringen al gehad; Een sneeuw van Willem Jan Otten komt dit voorjaar op de planken. Vandaar dat het gesprek meer gaat over de implicaties van Een chemisch huwelijk dan over ‘Een sneeuw’. ‘Wat is het toch een ongelooflijk rijk stuk!’ roept Komrij op een moment in het gesprek uit. ‘We praten er nu al veel langer over dan het duurt!’ Maar, eerlijk is eerlijk, de interessantste vragen komen van Willem Jan Otten in dit gesprek. Verder in DE REVISOR een aardig stuk over ‘Een eeuw illustraties bij Gogols Dode zielen van Kees Verheul. Het proza is van A. van der Heijden (giá Canaponi); een somber verhaal van Ger Thijs; en een mij ietwat tegenvallend verhaal
van de indertijd veelbelovende Delmore Schwartz. Van de gedichten van Ad Zuiderent, Leo Vroman, Jan Kuijper, Marcel Koopman en Eric Ruygers, springt één gedicht er uit: Prediker 1:8 van Jan Kuijper - om fluisterend te lezen. Frida Balk keert zich in dit nummer van DE REVISOR tegen Rudy Kousbroek, naar aanleiding van Kousbroeks artikelen over de wiskundige L.E.J. Brouwer in het Cultureel Supplement van het Algemeen Handelsblad. Zoals bekend pleit Kousbroek er altijd voor dat we in laatste instantie ons verstand blijven gebruiken. Reden voor Frida Balk om Kousbroek de Redelijke te noemen, met hoofdletter, als verwijt bedoeld. Haar argumenten zijn niet al te gemakkelijk te volgen. Behalve op het punt dat ze Kousbroek betrapt op het vrouwelijk bezittelijk voornaamwoord bij het woord ‘mysticisme’, dat onzijdig is. Misschien is dit werkelijk een faux pas? Omdat Kousbroek werkelijk sexistisch denkt? Een magere bewijslast. Het nummer van BZZLLETIN 103 is geheel gewijd aan de schrijver J. Ritzerfeld. Over zijn laatste boek De Poolse vlecht was de kritiek unaniem lovend. Een meesterwerk werd het hier en daar genoemd en naast De Aanslag van Harry Mulisch werd het veel keren genoemd als het beste boek van 1982 in het kerstnummer van VN. Geen aanleiding tot een zo hoge oplage als het boek van Mulisch, maar wel aanleiding voor dit themanummer van BZZLLETIN. Johan Diepstraten voert een interessant gesprek met J. Ritzerfeld: ‘Ik zou “De Poolse vlecht” de roman van de verdringing willen noemen. Hoe sta jij daar tegenover?’ Ritzerfeld: ‘Integendeel. Verdringing is het uitgangspunt, maar waar het in het boek op uitloopt is verlichting (god beware me voor het woord verlossing).’ Ritzerfeld gaat in dit gesprek nauwelijks in op vragen naar het autobiografische karakter van zijn boek: ‘Naarmate de autobiografische suggestie die er van een werk uitgaat sterker
is, wordt er door de schrijver meer verborgen gehouden,’ zegt hij. En dat is een verademende uitspraak. Graa Boomsma gaat in op de ontvangst van al het werk van Ritzerfeld, hoe weinig respons er eigenlijk was, tot aan dit laatste boek. Cyrille Offermans, Barber van der Pol, August Hans Den Boef en Daan Cartens analyseren en interpreteren het werk en Rein Bloem schrijft over de rol van de film in de boeken van Ritzerfeld. Anthony Mertens levert een ‘Leesverslag’. Niet onbelangrijk is de bibliografie van Aloys van den Berk. Het werk van Oscar Timmers/J. Ritzerfeld heeft immers nogal wat mutaties, samenvoegingen, en naamverwisseling ondergaan. DE GIDS (Nr. 1, 1983) bevat een boeiend essay van Norbert Elias: ‘Hoe kunnen wetenschappelijke en literaire utopieën de toekomst beïnvloeden?’ Elias gaat o.a. in op het werk van H.G. Wells. ‘Een van de moeilijkste menselijke dilemma's van de twintigste eeuw’ schrijft Elias, ‘komt voort uit de uitbreiding over de hele wereld van de steeds dichter geweven functionele interdependenties. Wereldwijde interdependenties maken sociale processen, zoals tot uiting komt in een bewapeningswedloop op wereldschaal en in de dreiging van een wereldoorlog gevoerd met nucleaire en chemische wapens, minder beheersbaar voor de deelnemers zelf.’ Hetzelfde thema van de frictie tussen wetenschappelijke en technische vooruitgang enerzijds en sociale vooruitgang anderzijds stelt Helga Nowotny in een essay ‘Breekpunten van de rationaliteit’. En in Kroniek & Kritiek schrijft Herman de Lange over ‘De verborgen betekenis van de ontwapeningsonderhandelingen’. Ook de kleine tijdschriften werken hard. Het Amerikanummer van het Dordtse blad DE FONTEIJNE heeft op de omslag een foto van de ‘Nieuw Amsterdam’ en de ‘Rijndam’ die elkaar op volle zee passeren, op weg naar en terug van Amerika. Peter Marijnissen introduceert een
Amerikaanse onbekend dichter Robert Clairmont, van wie enkele aardige gedichten in dit nummer staan. Robert Lowell wordt in DE FONTEIJNE vertaald door J. Eijkelboom en Jan Willem van de Wetering antwoordt vanuit Maine op vragen van de redactie. Inez van Dullemen beschrijft de ervaring van een opvoering van Shakespeare's Antonius and Cleopatra, onder regie van haar man Eric Vos ...in Kansas City.
D.M.