Vrij Nederland. Boekenbijlage 1983
(1983)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Franz Kafka. Ein Schriftstellerleben Die Geschichte seiner Veröffentlichungen door Joachim Unseld Uitgever: Hanser Verlag, 316 p., ing. f37,50; geb. f50, - Importeur: Nilsson & Lamm
| |
[pagina 10]
| |
thode met betrekking tot zijn literaire werk. Dat werk aanprijzen was hem psychisch onmogelijk, zoals hij ook in de omgang met vrienden en familie een uiterste aan terughoudendheid en ‘onopvallendheid’ betrachtte. Zich opdringen of zelfs maar iets vragen kon hij domweg niet. Door zijn werk nu systematisch als weinig betekenend voor te stellen, hoopte hij de tegenspraak uit te lokken die hem de kracht en de moed moest geven om op de ingeslagen weg door te gaan. Onzeker als hij was (gemaakt), had hij die opbeurende woorden broodnodig. Allereerst omdat zijn verlangen om van het schrijven zijn beroep te maken zowel voor zijn vader als voor Felice bij voorbaat suspect was, daarenboven omdat zijn literaire werk sterk afweek van wat er toentertijd in Praag gewaardeerd werd. Als er iemand was aan wie die zelfverachting echter niet, althans niet in de letterlijke zin besteed was, dan was dat Max Brod. Brod en Kafka kenden elkaar vanaf 1902, hun vriendschap dateert van omstreeks 1907. Ofschoon Kafka al zo'n jaar of tien schreef, had hij Brod daarvan tot die tijd onkundig gelaten. Toen die de eerste korte stukjes van Kafka las, was hij onmiddellijk van diens genialiteit overtuigd. Zelf druk bezig met het plannen van zijn literaire carrière vond hij het wel vreemd dat Kafka daar in het geheel niet aan dacht. Schrijven bracht Kafka tóén nog niet in verband met een beroep, met boeken en met lezers. Hij beschouwde het enkel als het meest geëigende middel om opheldering over zijn bestaan te krijgen, met de pen in de hand pleegde hij zelfonderzoek. De door Brod uitgeoefende druk om nu eindelijk eens een boek uit te geven moet Kafka behoorlijk geïrriteerd hebben. Hij wilde in alle rust schaven en vijlen aan zijn stukjes, ‘iets slechts definitief slecht laten mag men pas op het sterfbed’. Eind 1912 verscheen niettemin zijn eerste (flinterdunne) boekje: Betrachtung, achttien korte prozastukjes. Typerend voor Kafka's onzelfstandigheid in deze periode is de reactie van de criticus die zich afvroeg of Kafka een pseudoniem was van Robert Walser. | |
SchrijfstilstandVanaf 1912 concentreerde Kafka zich volledig op het schrijverschap. Zijn eerste grote creatieve fase duurde van september 1912, van kort na de kennismaking met Felice, tot januari 1913, toen het hem duidelijk was dat de poging zich voor Felice literair waar te maken aan haar niet besteed was. Wel raakte Kafka in deze periode zelf overtuigd van zijn literaire capaciteiten. Dat is de reden dat zijn instelling ten opzichte van de literaire openbaarheid nu grondig veranderde. Nog tijdens het schrijven van ‘Das Urteil’, het eerste verhaal waar hij helemaal tevreden over was (en dat hij, kenmerkend genoeg, dan ook in één ruk geschreven had), had hij publikatieplannen. Ook ‘Die Verwandlung’ en Der Verschollene wilde hij meteen publiceren. Nadat de produktie in januari 1913 abrupt was gestokt, volgde er een periode van anderhalf jaar schrijfstilstand. Althans wat de literatuur betreft, brieven schreef hij des te meer. Enerzijds zocht hij toenadering tot Felice, die hij andermaal van zijn schrijfcapaciteiten trachtte te overtuigen, anderzijds - en zeker met het oog daarop - probeerde hij verwoed contacten te leggen met de literaire openbaarheid. Eenzelfde cyclus van creativiteit-schrijfstilstand-toenadering tot Felice-wil tot publiceren constateert Unseld vanaf augustus 1914, toen Kafka aan Der Prozess begon, tot eind 1916. Overtuigd van zijn totale mislukking als schrijver isoleerde hij zich volkomen en schreef een hele serie geconcentreerde verhalen, in 1917 gevolgd door vele tijdschriftpublikaties. De grote ommekeer kwam toen in datzelfde jaar de eerste symptomen van de longtuberculose zich manifesteerden, waar hij in 1924 aan zou sterven. Kafka begroette zijn ziekte als een bevrijding. Hij brak definitief met Felice, ging naar zijn zus Ottla op het platteland en was relatief gelukkig. Schrijven deed hij nagenoeg niet meer. Zo omstreeks 1920, toen ook de kortstondige verhouding met Milena verzand was, waardeerde Kafka het schrijven lager dan het huwelijk en het vaderschap. Vooral de dagboeknotities uit deze tijd laten daardoor aan duidelijkheid niets te wensen over. Een laatste, plotselinge opleving van literaire activiteiten vond begin 1922 plaats. Eindelijk volledig gepensioneerd (vroegtijdig, vanwege zijn ziekte), dus ook voorgoed bevrijd van het verafschuwde ‘Brotberuf’, werkte Kafka, geïsoleerd en zonder de hoop dat zijn werk hem zou overleven, aan Das Schloss. Ofschoon hij ook in het labyrint van die roman verdwaalde, mogelijk met opzet, had hij in september '23 eindelijk de moed om het doodse Praag te verruilen voor Berlijn, een verhuizing waar hij zich veel van moet hebben voorgesteld. Eenmaal in Berlijn bleek hij, mede door de snelle inflatie, echter nauwelijks rond te kunnen komen met zijn karige pensioentje. Ziekte, honger en kou ondermijnden zijn lichaam, zijn scheppingskracht konden ze niet breken. Helaas heeft Kafka het grootste deel van zijn produktie uit deze laatste periode laten verbranden door Dora Diamant, zijn toenmalige levensgezellin. Maar met romantische kunstenaarstragiek heeft dat niet veel te maken, eerder met een ongebroken oordeelskracht: wat hij liet verbranden, voldeed niet aan zijn strengste kwaliteitsmaatstaven. Wat daar wel aan voldeed, zijn vooral de vier verhalen die kort na zijn dood zijn verschenen in wat misschien wel zijn beste bundel is: Ein Hungerkünstler. Het magistrale ‘onderzoek naar het dierlijke gepiep’ in de ‘Josefine, die Sängerin oder Das Volk der Mäuse’ zal Kafka ongetwijfeld mede zijn ingegeven door de voortschrijdende strottehoofds tuberculose, die hem het spreken uiteindelijk onmogelijk zou maken. Als Josefine heeft Kafka naar ‘de openlijke, ondubbelzinnige, de tijden trotserende erkenning van (zijn) kunst’ verlangd, nog in de laatste nacht voor zijn dood heeft hij aan de correctie van de drukproeven van Ein Hungerkünstler gewerkt. | |
LeurenVan meet af aan heeft er een kloof bestaan tussen de bewonderende reacties op zijn werk van collegaschrijvers (Musil, Werfel, Rilke, Tucholsky) en de desinteresse en het wanbegrip van de kant van de uitgevers. Met ‘Die Verwandlung’ - ik beperk me tot dat ene geval - heeft Kafka op beschamende wijze moeten leuren om het gepubliceerd te krijgen. Kurt Wolff, die het altijd zo heeft voorgesteld alsof hij de ontdekker en de stimulerende mentor van Kafka is geweest, liet ondanks eerdere afspraken en toezeggingen nooit iets van zich horen. S. Fischer, tot wie Kafka zich vervolgens wendde, liet via Musil weten dat het verhaal te lang was voor de ‘Neue Rundschau’, of de schrijver maar zo vriendelijk wilde zijn, zijn werkstuk met eenderde in te korten. Wat de schrijver uiteraard gedecideerd weigerde. Pas een jaar later deed hij zijn derde poging ‘Die Verwandlung’ gedrukt te krijgen, maar ook René Schickele van het toonaangegevende expressionistische tijdschrift ‘Die Weissen Blätter’ (van de uitgeverij Kurt Wolff) kwam met inkortingsvoorstellen. Nadat Kafka ook nu weer geweigerd had in zijn verhaal te snoeien, kreeg hij een tijdje later een exemplaar van ‘Die Weissen Blätter’ toegestuurd mét ‘Die Verwandlung’. Tot zijn ergernis had men de drukproeven zeer slordig gecorrigeerd, de tekst wemelde van de fouten. En tot zijn verbazing kreeg hij met dezelfde post de zonder zijn toestemming gemaakte drukproeven voor een boekuitgaafje van het verhaal. Hoewel Kafka al jaren eerder te kennen had gegeven dat hij ‘Die Verwandlung’ samen met ‘Der Heizer’ en ‘Das Urteil’ in één boek wilde hebben, verzette hij zich niet tegen dit plotselinge initiatief van Wolff. Was diens literaire waardering van Kafka dan ineens veranderd? Geenszins. Bovendien was hij bot en hautain genoeg hem dat te laten merken: die publikaties pasten domweg in de commerciële strategie van de uitgeverij. Zoals bekend bleef dat commerciële succes uit. Kafka's boeken zijn bij zijn leven en ook nog de nodige tijd daarna zeer slecht verkocht. De achthonderd exemplaren van zijn debuutbundel (Betrachtung) waren na twaalf jaar niet eens uitverkocht. Na Kafka's dood heeft Brod van de ene uitgever naar de andere moeten lopen om de grote onvoltooide romans uitgegeven te krijgen. Gelezen werd Kafka pas na de Tweede Wereldoorlog. En nu, bijna zestig jaar na zijn dood en precies honderd jaar na zijn geboorte, is Fischer dan eindelijk begonnen met het inlossen van een oude schuld tegenover de schrijver: de kritische uitgave van zijn op veertien delen geplande verzameld werk. Eind vorig jaar is de serie geopend met Das Schloss, naar het handschrift uitgegeven door Malcolm Pasley. Het boek weerlegt alle kritiek op Brod, als zou die eigenmachtig met de manuscripten van Kafka zijn omgesprongen. Het verschil met Brods editie ligt vooral in een afwijkende interpunctie, die Kafka's oorspronkelijke zinnen langer en beweeglijker maakt. Jammer is het wel dat de erfgenamen van Brod het manuscript van Der Prozess en een grote hoeveelheid brieven nog steeds niet voor publikatie willen vrijgeven, te meer omdat de kritiek zich juist toespitst op Brods uitgave van Der Prozess. Die zou zijn aangepast aan zijn eigen theologiserende visie op het werk van Kafka. Jammer is het verder dat wie naast het prachtig uitgegeven Schloss ook het apparaatdeel met alle varianten alsmede het commentaar van Pasley wil hebben, wel diep in de buidel moet (kunnen) tasten, samen kosten de twee boeken meer dan tweehonderd gulden. Gelukkig is de roman ook afzonderlijk, voor ruim vijftig gulden te krijgen. Het Kafka-jaar is goed begonnen! ■ |
|