[Nummer 2 - 26 februari 1983]
Literair paspoort
Maatstaf
De tweede ronde
Bzzlletin
De Revisor
tirade
Hollands maandblad
De Gids
Nieuw Vlaams Tijdschrift
NFL
Er hoeft niet omheen te worden gedraaid: het eerste nummer van het Belgische tijdschrift voor toneel en theater ETCETERA is een goed begin. Het is meteen een volwassen tijdschrift, het ziet er mooi uit, de artikelen zijn in goed Nederlands geschreven en de keuze van de onderwerpen wijst op een goede neus. Het is te vergelijken met Theater Heute - al heeft het dat niveau nog niet - en Toneel Theatraal. In dit eerste nummer wordt, naast toneel, aandacht besteed aan ballet en opera en dat is niet zo voor de hand liggend, maar geeft wel aan dat de redactie er echt een tijdschrift voor theater van wil maken. De opera die ter sprake komt is La Clemenza di Tito van Mozart, vorig jaar in Brussel opgevoerd onder regie van de Duitser Karel-Ernst Herrmann, met wie Johan Tielemans een gesprek voert. Tielemans schetst ook een beeld van de opvoering en van het stuk. Dat is een beetje spijtig voor degenen die het niet gezien hebben; deze beschrijving en de reeks foto's van het ook door Herrmann ontworpen decor zouden zelfs een opera-afkerige in de verleiding kunnen brengen. Het is niet verbazend dat Herrmann in Duitsland de decors gemaakt heeft voor Peter Stein, Botho Strauss en Thomas Bernhard. Het decor voor La Clemenza di Tito is indrukwekkend. Het heeft iets Hennemanachtigs en vandaar dat ik me afvroeg hoe een door Jeroen Henneman ontworpen decor eruit zou zien. De vele verschillende nieuwe opvoeringen van stukken van Shakespeare was voor Johan Callens aanleiding ze eens te vergelijken en te achterhalen wat men ermee gewild heeft. Uit zo'n artikel blijkt dat ETCETERA medewerkers heeft aangetrokken die van de hoed en de rand weten. De ‘trieste vrolijkheid’ of de ‘agressieve tederheid’ van het ballet van Pina Bausch is het onderwerp van een vertaald artikel van Renate Kett en wordt gevolgd door stukken over het nieuwe ballet in België. Een uitvoerige Kroniek behandelt veel Nederlandse en Belgische voorstellingen. Er zijn
drie columnisten, Carlos Tindemans, Eric de Kuyper en Wim van Gansbeke. De Kuyper schrijft dat hij al in geen tijden naar toneel is geweest. Het wordt tijd dat hij zich er eens voor vrijmaakt om te voorkomen dat hij in het volgende nummer weer zo'n nulliteitje schrijft; Van Gansbeke schrijft 40 voorstellingen in 80 dagen gezien te hebben en dat blijkt evenmin bevorderlijk voor een column. Net als Theater Heute publiceert ETCETERA in elk nummer de volledige tekst van een toneelstuk; ditmaal Torquato Tasso van Goethe, vertaald door Jan Decorte. (ETCETERA kost f10,-, wordt uitgegeven door Kritak, Vesaliusstraat 1, B-3000 Leuven, en is in elke goede tijdschriftenhandel te krijgen.) In BZZLETIN 102 staan de lezingen die Wam de Moor, Elrud Ibsch en Willem Kuipers op 11 december hielden ter gelegenheid van het 100ste nummer van het tijdschrift. Elrud Ibsch ziet er in haar lezing ‘Literaire kritiek en literatuurwetenschap of: touwtrekken om de tekst’, vanaf - in het voetspoor van Jacques Kruithof - literaire kritiek en literatuurwetenschap met elkaar te verzoenen, iets wat Merlyn in lang vervlogen tijden in haar programma had staan. Zij ziet het als twee totaal verschillende bezigheden die niet tezeer verward moeten raken: literaire kritiek is normstellend, literatuurwetenschap is beschrijvend en verklarend. Kunst is volgens Ibsch een totaal andere bron van kennis dan wetenschap en dat is te lang niet goed beseft. Zij zet literaire kritiek en literatuurwetenschap niet tegenover, maar naast elkaar. De manier waarop ze dat doet en de argumenten die ze geeft kunnen een heilzame uitwerking hebben. Er blijkt ook uit dat ze een scherp idee heeft van wat literatuur kan zijn, wat wel te maken zal hebben met het feit dat ze goed thuis is in het werk van Nietzsche (over wie ze het proefschrift Die Stellung Nietzsches in der Entwicklung der modernen Literaturwissenschaft schreef). Eén vorm
van lezen die Wam de Moor in zijn lezing bespreekt bestaat niet uit het vluchten in wensdromen en projekties door middel van literatuur, maar ‘in een verruiming van het eigen zijn door de annexactie van het bestaan van anderen’, wat een aardige omschrijving is, behalve dat ‘eigen zijn’ dan. De lezing van Willem Kuipers is erg pessimistisch van aard en je krijgt de indruk dat schrijvers in zijn ogen angstig in een hoekje zitten te schrijven, gadegeslagen door een vervaarlijk brullende wereld. Lang na de benoeming van Ton Anbeek als hoogleraar in de moderne Nederlandse letterkunde in Leiden, als opvolger van Gomperts, schrijft J. Brugman, hoogleraar Arabisch in Leiden, in HOLLANDS MAANDBLAD van januari een artikel over de gebroken traditie om in Leiden op die post een dichter, schrijver of essayist te benoemen en geen vakman. Hij betreurt dat en mokt ook nog wat na over het gebrek aan glans dat Gomperts zijn hoogleraarschap heeft gegeven nadat velen er zoveel van verwachtten. Dat met de traditie gebroken is heeft alles te maken, denk ik, met de zekerheden die studenten verlangen, ook als het om literatuur gaat: ze willen iemand die álles weet van literatuurwetenschap. Dat is te betreuren en het zou ketters zijn geweest als aan dit verlangen in deze tijd geen gehoor zou zijn gegeven. Zo ketters had men weliswaar moeten zijn, zoals in Nijmegen, waar men Kees Fens benoemde. De uiteindelijke keuze in Leiden, Ton Anbeek, rechtvaardigt dit wat late artikel overigens niet, want hij heeft de mogelijkheden om iets van een essayist en een vakman in zich te verenigen en staat niet onwelwillend tegenover Brugmans bezwaren. De wetenschapsfilosoof Karl Popper staat de laatste tijd bloot aan veel kritiek; in HOLLANDS MAANDBLAD buigt B.K. Jansma zich over hem. Het tweede nummer van het met de hand gemaakte tijdschrift DE VRIJE VAL bevestigt dat men kleine tijdschriften niet over het hoofd moet zien. Het eerste nummer ging over Volwassenheid, dit
tweede over Zelfvertrouwen. Men wil het in elk nummer hebben over vanzelfsprekendheden, ‘die de kultuur in stand houden’. DE VRIJE VAL is een aardig tijdschrift, dat nog met wat straffere hand geredigeerd moet worden, maar een aantal bijdragen getuigen van orginaliteit, met name het stuk van iemand die zich Anouk noemt, het stuk over ‘de Reviaan’ van Chris Keulemans en ‘De echte angst van de doelman’ van N. Kono. (Rhijnvis Feithstraat 9'', Amsterdam).
CP