[Nummer 8 - 14 augustus 1982]
Literair paspoort
Maatstaf
De tweede ronde
Bzzlletin
De Revisor
tirade
Hollands maandblad
De Gids
Nieuw Vlaams Tijdschrijft
NFL
Het tijdschrift MAATSTAF begint de zomeraflevering (juli) met een beschouwing over koninklijke onderscheidingen in Nederland door Kees Bruin. Een belangwekkend onderwerp, daar niet van, het zijn vragen die ieder van ons bezig houden, die Kees Bruins stelt: ‘Hoe staat het eigenlijk met de lintjesregen in Nederland? Wat voor mensen worden onderscheiden en wat hebben zij eigenlijk voor het vaderland gedaan?’ Het zijn vragen die ons allemaal wel eens op warme nachten uit de slaap willen houden. Maar als het antwoord begint met: ‘In het volgende deel wil ik op deze vragen ingaan...’, dan wil de slaap wel gauw weer komen. Het hele MAATSTAF staat trouwens bol van lange serieuze stukken voor speciale liefhebbers: een artikel over Mussert in mei '40, een over het Boulangisme 1886-1889 (als u niet weet wat dat is: ‘op praktisch nivo vormde het Boulangisme de “missing link” in de ontwikkeling van bonapartisme en fascisme’); een onderzoek van Nop Maas over Couperus en Emants die ‘in feite met één en dezelfde persoon uit de werkelijkheid als uitgangspunt twee verschillende personages geschapen hebben’; en een beschouwing over Kloos en zijn muze. Het is allemaal gedegen, boeiend voor de specialisten en saai. Waar plezier aan te beleven valt in MAATSTAF is de poëziekroniek van Rob Schouten en het portfolio van Basil King en twee verhalen van de ‘dromer en dichter’ Daniel Boulanger, zoals hij in de dwaze inleiding genoemd wordt. De verhalen zijn niet dwaas. Hoeveel speelser en vrolijker zijn dan de nummers van het nog jonge tijdschrift DE TWEEDE RONDE. Ook dat tijdschrift doet aan essays, maar die zijn kort, informatief en verfrissend geschreven, zoals in het lentenummer van Anthony Paul over Lewis Carrolls gedicht Jabberwocky. De annexering van Carroll door de surrealisten vindt hij ‘een misvatting, zij het een intelligentere dan die van de drugvoorvechters uit de
jaren zestig die in ernst geloofden dat Alice eigenlijk over psychedelische hallucinaties ging’. En een essay van Peter Verstegen over W.H. Auden, dat kort is, maar helder en informatief. In het zomernummer van DE TWEEDE RONDE weer die gelukkige formule van korte essays, ditmaal over de Tsjech Karel Capek, van wie ook tekeningen dit nummer aantrekkelijk maken.
Dit zomernummer wil een eerbewijs zijn aan Charles B. Timmer. Daarom veel vertalingen uit het Russisch. Aardig is een vertaling van een stuk van Nabokov over Chodasévitch door Marko Fondse en Peter Verstegen, die erbij vermelden dat dit een compromisvertaling is tussen het Russische orgineel van Nabokov en de Engelse vertaling van Nabokov. Die wedijver in vertaling maakt het er alleen maar spannender op. Russische poëzie wordt afgewisseld met serieuze Nederlandse poëzie, waarvan vooral tien gedichten van Ed Leeflang bijzonder mooi zijn. In het voorwoord noemt de redactie Ed Leeflang een van de twee grootste dichters van het land, wie de ander is wordt niet vermeld, maar misschien is het gedicht van Kees Stip, geheten ‘de Tweede Ronde’ in de rubriek Light Verse een aanwijzing: ‘Van Hooft tot Voeten groeit hier alle wegen/omhoog gestuwd door Fondse en Verstegen...’ Wie van de twee, Fondse of Verstegen? Er valt veel te genieten aan DE TWEEDE RONDE, behalve dat het Nederlandse proza niet erg indrukwekkend is. LITERAIR PASPOORT (juni) heeft als thema de Tjechische ondergrondse literatuur. Na de Praagse Lente zijn de meeste belangrijke schrijvers bij de Edice Petlice gegaan. Jana Beranová maakt in haar artikel ‘Poëzie van onder de tafel’ duidelijk dat er een onderscheid bestaat tussen dat wat wij kennen als Samizdat, de Russische ondergrondse pers die staatsgevaarlijke werken uitgeeft en Edice Petlice die een toevluchtsoord is voor de schrijvers die geen gebruik willen maken van de druktechnische apparatuur en distributiekanalen van de staat. Hoe erg de toestand na 1968 in Tjechoslowakije is verwoordt Ivan Klíma, op de vraag wat hij het ergste vindt van de huidige situatie: ‘De consumptiecultus, de cultus van het gemiddelde en van het zich conformeren, deze dodelijke eenstemmigheid in alles en bij alles leiden tot de rampzalige gevolgen die we om ons heen kunnen zien:
demoralisering, corruptie, verlies van menselijkheid, cynisme, alcoholisme.’ Op de vraag waar zijn laatste roman over gaat, antwoordt Klíma: ‘Dat kan ik kort en bondig zeggen. Ik wilde zien uit te vinden waarom zoveel fatsoenlijke mensen zoveel onfatsoenlijke dingen hebben gedaan.’ Een interessant nummer van LITERAIR PASPOORT. In het kunsttijdschrift METROPOLIS M (juni) komt de niet erg onbekende kunstenaar Joseph Beuys aan het woord. Vorig jaar bracht hij een bezoek aan de Academie van Beeldende Kunsten in Rotterdam. De daar gevoerde discussie met de studenten is integraal weergegeven. Daaruit blijkt dat deze kunstenaar niet praat, maar je de oren van het hoofd kletst. Over kunst is kapitaal, democratisering, structuren, produktiemiddelen, daden die resultaten hebben. Veel samenhang vertoont het niet en de enige vraag van een student die hout lijkt te snijden luidt: ‘Meneer Beuys, ik ben een groot bewonderaar van uw acties. Ze raken mij zonder dat ik weet waar het precies over gaat. Maar wanneer u gaat prater over uw theorieën kan ik u dikwijls niet volgen. Wanneer u het heeft over de verandering van de democratische waarden ben ik verloren. Misschien kunt u het gehele complex van democratische dit en democratische dat nog eens uitleggen?’ En dan begint de oeverloze waterval opnieuw. Uit een verhaal van Alex A.M. de Vries over een tentoonstelling van Carel Visser in het Kröller-Müller Museum blijkt dat kunstenaars wel leuke ideeën kunnen hebben, maar niet kunnen schrijven. Verder een artikel over vormgeving en samenleving: Wenen rond 1900 door Steven Kolsteren. De aardigste opmerking in METROPOLIS M is een citaat uit de inleiding van Carel Blotkamp bij het boek De Beginjaren van De Stijl 1917-1922. (Zie pagina 20 in deze Boekenbijlage): ‘De Duitse criticus Paul Westheim schreef in 1923 naar aanleiding van een Bauhaustentoonstelling:
“De lui van De Stijl houden in Jena een protesttentoonstelling: ze beweren de enige ware vierkanten te bezitten.”’
DM